De kaki (Diospyros kaki) is de economisch belangrijkste soort uit het geslacht Diospyros, die wordt gekweekt voor zijn vruchten. De boom komt van nature voor in de Himalaya en in de bergen van Myanmar, Thailand, Indochina, Korea en Japan. Wereldwijd wordt de vrucht gekweekt in de subtropen en in de tropen hoger dan duizend meter. Het is de nationale vrucht van Japan, maar het is mogelijk dat de oorsprong ervan in China ligt, waar men hem 'Chinese pruim' noemt. Daarom wordt de kaki in Europa soms ook onder de naam 'kakipruim' aangeboden. Hij behoort tot de oudste gecultiveerde planten, wordt in China al meer dan 2000 jaar verbouwd. In sommige plattelandsgemeenschappen heeft de vrucht de reputatie hoofdpijn, rugpijn en voetklachten te kunnen genezen.
De kaki is nauw verwant aan de dadelpruim, de vrucht van de lotusboom (Diospyros lotus), eveneens een al in de vroege oudheid gecultiveerde vrucht.
De bekendste soorten zijn de sharonvrucht (de in Sjaron in Israël geteelde kaki) en de persimmon.
Het is een tot 15 m hoge, bladverliezende, eenhuizige of tweehuizige boom met een afgeronde, open kruin. De afwisselend geplaatste, leerachtige bladeren zijn ovaal en tot 25 × 10 cm groot. Ze zijn van boven glanzend en donkergroen en aan de onderkant bezet met een zilverbruine beharing. Als ze in het najaar afvallen, zijn ze geel tot rood van kleur. De mannelijke bloemen staan met drie bijeen in de bladoksels. De vrouwelijke bloemen staan daar ook, maar alleen. Het hout van de kakiboom is evenals het nauw verwante ebbenhout zeer hard en wordt gebruikt voor de fabricage van meubels.
De pomologie van Diospyros kaki is zeer complex. Een kaki is parthenocarp, er worden zonder bestuiving vruchten gevormd.
Kakivruchten bevatten in harde toestand, ook wanneer ze oranjerood gekleurd zijn, veel tannine, wat een wrange smaak geeft en bij overdadige consumptie kan leiden tot vorming van bezoarstenen in de maag, die alleen operatief verwijderd kunnen worden. De vrucht moet daarom narijpen en zacht worden: daardoor verdwijnen de tannines volledig en wordt de vrucht zoet en aromatisch. De zaden in de kaki scheiden de stof aceetaldehyde af, dat de tannines afbreekt. Commercieel wordt dit proces versneld door de vruchten onder hoge concentraties CO2 te bewaren.[1]
In de duizenden jaren dat de kaki geteeld wordt, zijn er rassen ontwikkeld die ook hard gegeten kunnen worden. Er bestaan drie basistypen:
Het ras 'Triumph' is ontwikkeld in Israël. De vrucht is meestal pitloos en het vruchtvlees van het rijpe fruit is lichtoranje, terwijl dat van de meeste andere kaki's donkeroranje gekleurd is. De variëteit wordt in meerdere landen gekweekt.
Veel naaste familieleden van de kaki brengen eetbare vruchten voort, bijvoorbeeld de Amerikaanse persimoen en de bergpersimoen.
De kaki (Diospyros kaki) is de economisch belangrijkste soort uit het geslacht Diospyros, die wordt gekweekt voor zijn vruchten. De boom komt van nature voor in de Himalaya en in de bergen van Myanmar, Thailand, Indochina, Korea en Japan. Wereldwijd wordt de vrucht gekweekt in de subtropen en in de tropen hoger dan duizend meter. Het is de nationale vrucht van Japan, maar het is mogelijk dat de oorsprong ervan in China ligt, waar men hem 'Chinese pruim' noemt. Daarom wordt de kaki in Europa soms ook onder de naam 'kakipruim' aangeboden. Hij behoort tot de oudste gecultiveerde planten, wordt in China al meer dan 2000 jaar verbouwd. In sommige plattelandsgemeenschappen heeft de vrucht de reputatie hoofdpijn, rugpijn en voetklachten te kunnen genezen.
De kaki is nauw verwant aan de dadelpruim, de vrucht van de lotusboom (Diospyros lotus), eveneens een al in de vroege oudheid gecultiveerde vrucht.
De bekendste soorten zijn de sharonvrucht (de in Sjaron in Israël geteelde kaki) en de persimmon.