Linum (vlas) is een geslacht van ongeveer 200 soorten[1][2] in de bloemdragendeplantenfamilie Linaceae. Ze komen voor in gematigde en subtropische klimaten. Tot het geslacht behoort onder meer gewoon vlas (L. usitatissimum), waarvan de bast verwerkt wordt tot linnen en de zaden tot lijnzaadolie.
De bloemen van de meeste soorten zijn meestal blauw of geel maar soms rood, wit of roze, en sommigen zijn heterostyleus. Er zitten gemiddeld 6 tot 10 zaden in één zaadbol.
Soorten van het geslacht Linum vallen in de smaak bij de larven van enkele vlinders, zoals de kooluil, de spurrie-uil, de zwarte c-uil en de Coleophora striolatella. Die laatste voedt zich uitsluitend met Linum narbonense.
Verschillende vlassoorten worden gekweekt als sierbloemen, waaronder de soorten L. narbonense, L. lewisii en L. perenne met blauwe bloemen; L. grandiflorum met rode bloemen; en L. flavum met gele bloemen.
Dit artikel of een eerdere versie ervan is (gedeeltelijk) vertaald vanaf de Engelstalige Wikipedia, die onder de licentie Creative Commons Naamsvermelding/Gelijk delen valt. Zie de bewerkingsgeschiedenis aldaar.
Linum (vlas) is een geslacht van ongeveer 200 soorten in de bloemdragendeplantenfamilie Linaceae. Ze komen voor in gematigde en subtropische klimaten. Tot het geslacht behoort onder meer gewoon vlas (L. usitatissimum), waarvan de bast verwerkt wordt tot linnen en de zaden tot lijnzaadolie.
De bloemen van de meeste soorten zijn meestal blauw of geel maar soms rood, wit of roze, en sommigen zijn heterostyleus. Er zitten gemiddeld 6 tot 10 zaden in één zaadbol.
Soorten van het geslacht Linum vallen in de smaak bij de larven van enkele vlinders, zoals de kooluil, de spurrie-uil, de zwarte c-uil en de Coleophora striolatella. Die laatste voedt zich uitsluitend met Linum narbonense.