Antechinus swainsonii is een buidelmuis uit het geslacht Antechinus die voorkomt in dichte, vochtige vegetatie in Zuidoost-Australië van het uiterste zuidoosten van Queensland tot Victoria en Tasmanië. Het dier leeft op de grond en is grotendeels 's nachts actief. Het dier eet ongewervelden, die uit de grond worden gegraven, maar ook kleine gewervelden. In een hol bouwen vrouwtjes een nest van droge bladeren. Na twee weken paartijd in augustus (of op grote hoogte in september) sterven alle mannetjes.
A. swainsonii is een grote, gedrongen Antechinus met een lange bek, kleine ogen en korte oren. De bovenkant is donkerbruin tot zwart, de onderkant lichtgrijs. De spaarzaam behaarde staart is bruin van kleur. Op grotere hoogte is deze soort groter en donkerder dan bij de kust. De kop-romplengte bedraagt 90 tot 185 mm, de staartlengte 75 tot 120 mm en het gewicht 38 tot 170 g. Vrouwtjes hebben 6 tot 10 mammae.
Antechinus swainsonii is een buidelmuis uit het geslacht Antechinus die voorkomt in dichte, vochtige vegetatie in Zuidoost-Australië van het uiterste zuidoosten van Queensland tot Victoria en Tasmanië. Het dier leeft op de grond en is grotendeels 's nachts actief. Het dier eet ongewervelden, die uit de grond worden gegraven, maar ook kleine gewervelden. In een hol bouwen vrouwtjes een nest van droge bladeren. Na twee weken paartijd in augustus (of op grote hoogte in september) sterven alle mannetjes.
A. swainsonii is een grote, gedrongen Antechinus met een lange bek, kleine ogen en korte oren. De bovenkant is donkerbruin tot zwart, de onderkant lichtgrijs. De spaarzaam behaarde staart is bruin van kleur. Op grotere hoogte is deze soort groter en donkerder dan bij de kust. De kop-romplengte bedraagt 90 tot 185 mm, de staartlengte 75 tot 120 mm en het gewicht 38 tot 170 g. Vrouwtjes hebben 6 tot 10 mammae.