Die Gemeine Tellerschnecke (Planorbis planorbis) ist eine Schneckenart aus der Familie der Planorbidae, die zur Unterordnung der Wasserlungenschnecken innerhalb der Lungenschnecken (Pulmonata) gerechnet wird.
Das Gehäuse weist 5,5 bis 6 langsam zunehmende Windungen auf. Es ist bis 3,5 mm dick und bis 18 mm breit. Es ist fast planispiral, lediglich an der Unterseite etwas eingesenkt. Es ist braun und weist Anwachsstreifen auf. An der oberen Außenseite ist ein deutlicher Kiel ausgebildet.
Die Tiere sind Zwitter, Selbstbefruchtung kann jedoch vorkommen. Nach der Befruchtung legen die Tiere 8–10 Eikapseln mit je 3–30 Eiern ab, die sich in 11–14 Tagen entwickeln. Aus den Eiern schlüpfen fertige kleine Schnecken. Die Lebensdauer beträgt bis zu 4 Jahre.
Die Art lebt in langsam fließenden, pflanzenreichen Gewässern, die jedoch einen schlammigen Grund haben sollten. Die Tiere leben dort im Uferbereich bis etwa 1 m Tiefe (siehe aber Artikel Planorbis!). Die Tiere kommen von West- bis Osteuropa vor. Sie fehlen in Südeuropa und reichen in Skandinavien bis Südnorwegen und Südschweden.
Die Art kann mit Planorbis carinatus verwechselt werden, wenn bei manchen Exemplaren der Kiel zur Mitte der Windung verschoben ist. Die Arten können jedoch im Zweifelsfall aufgrund anatomischer Merkmale (Geschlechtsorgane) unterschieden werden.
Die Art wird in Österreich als potenziell gefährdet eingestuft.
Die Gemeine Tellerschnecke (Planorbis planorbis) ist eine Schneckenart aus der Familie der Planorbidae, die zur Unterordnung der Wasserlungenschnecken innerhalb der Lungenschnecken (Pulmonata) gerechnet wird.
Planorbis planorbis is a species of air-breathing freshwater snail, an aquatic gastropod mollusk in the family Planorbidae, the ram's horn snails.[3]
This species, like all planorbids, has a sinistral shell. The width of the shell is 15 – 20 mm. The keel on the periphery of the shell is near the edge closest to the spire side, which is carried downwards in life.
The habitat of this species is shallow standing and slowly running freshwaters on a mud substrate, also ponds and temporarily drying flood waters, up to 1 metre depth. Planorbis planorbis does not tolerate intensive water movements but is tolerant to eutrophic conditions.
Planorbis planorbis is a species of air-breathing freshwater snail, an aquatic gastropod mollusk in the family Planorbidae, the ram's horn snails.
Planorbis planorbis, conocido comúnmente como caracol planorbis o caracol diablo, es una especie de caracol de agua dulce que respira aire, un molusco gasterópodo acuático de la familia Planorbidae.[2] Es muy utilizado en la acuariofilia, debido a que son carroñeros que se alimentan de los desechos y algas acumulados en el fondo de los acuarios.
Esta especie, como todas las planórbidas, tiene un caparazón sinistral. El ancho de la concha es de 15 a 20 mm. La quilla en la periferia del caparazón está cerca del borde más cercano al lado de la aguja, que se lleva hacia abajo en la vida.
Planorbis planorbis es originario de Europa Oriental y Asia Cental, aunque ha sido introducido en muchos otros lugares, en algunos de los cuales es considerado una especie invasora o una plaga.[3]
El hábitat de esta especie es agua dulce de poca profundidad que corre lentamente sobre un sustrato de lodo, también estanques y aguas de inundación que se secan temporalmente, hasta 1 metro de profundidad. Planorbis planorbis no tolera movimientos de agua intensivos, pero es tolerante a las condiciones eutróficas.
Planorbis planorbis, conocido comúnmente como caracol planorbis o caracol diablo, es una especie de caracol de agua dulce que respira aire, un molusco gasterópodo acuático de la familia Planorbidae. Es muy utilizado en la acuariofilia, debido a que son carroñeros que se alimentan de los desechos y algas acumulados en el fondo de los acuarios.
Planorbis planorbis est une espèce de mollusques gastéropodes aquatiques pulmonés de la famille des Planorbidae.
Cette espèce cosmopolite se retrouve principalement en Europe :
Cette espèce, comme tous les Planorbidae a une coquille sénestre. Elle mesure entre 15 et 20 mm en moyenne.
Elle vit sur des substrats boueux ainsi que dans des étangs sujets à des assèchements temporaires.
Planorbis planorbis est une espèce de mollusques gastéropodes aquatiques pulmonés de la famille des Planorbidae.
De (gewone) schijfhoren of 'kleine posthoren' (Planorbis planorbis) is een in het zoete water levende longslak uit de familie schijfhorens of Planorbidae. De naam wordt soms ook wel als schijf'hoorn' gespeld.
De schijfhoren heeft een sterk afgeplatte, schijfvormige schelp met zes windingen. De schelp is stevig, glanzend en doorzichtig en heeft een bruine kleur, hoewel er vaak een aanslag of algengroei aanwezig is die het huisje anders kleuren.
Het lichaam is donkergrijs tot zwart, en de twee lange, ronde tasters zijn vaak rood gekleurd. Net zoals de posthorenslak (Planorbarius corneus) heeft ook deze soort rood bloed, het bevat hemoglobine om efficiënter zuurstof op te kunnen nemen. Hierdoor kan de slak in zuurstofarme omgevingen toch overleven, maar er moet regelmatig aan de oppervlakte geademd worden (Gittenberger et al., 1998).
Het voedsel bestaat uit algen, afgestorven planten en detritus, rottend organisch materiaal. Deze soort verdraagt stromend water slecht en is in meer stilstaande wateren te vinden. Deze soort kan zich in tegenstelling tot de grote posthoorn in de kleinste tijdelijke poeltjes handhaven, als er maar rottende planten zijn. Bij droogte wordt het huisje afgesloten en kan de slak wekenlang overleven.
Het verspreidingsgebied omvat grote delen van Europa, en Noord-Afrika en in Azië tot aan het Baikalmeer.
De schijfhoren is zoals wel meer slakken drager van een beruchte parasiet, althans enkele larvale stadia daarvan. Per slakkensoort verschillen de parasieten omdat ze zeer goed op een soort zijn aangepast, bij deze soort is het met name de pensworm (Paramphistomum microbothrium), maar ook bepaalde bacteriën leven in de slak. De vrijzwemmende trilhaarlarve van de pensworm, miracidium genoemd, zoekt de slak op, boort zich naar binnen en zoekt de middendarmklier op. Hier ontwikkelt de parasiet zich tot een volgend stadium; de sporocyst, die zichzelf kan vermeerderen. Na nog twee ontwikkelingsstadia te hebben doorlopen verlaten de vrijzwemmende larven met soms honderden tegelijk de slak. Deze larven lijken al op kleine penswormen en worden cercariën genoemd, ze zuigen zich vast aan planten die door runderen gegeten worden en zo de worm binnenkrijgen.
De (gewone) schijfhoren of 'kleine posthoren' (Planorbis planorbis) is een in het zoete water levende longslak uit de familie schijfhorens of Planorbidae. De naam wordt soms ook wel als schijf'hoorn' gespeld.
Zatoczek pospolity (Planorbis planorbis) – palearktyczny gatunek ślimaka słodkowodnego z rodziny zatoczkowatych (Planorbidae). Występuje w wodach różnego typu, bogatych w roślinność, ale preferuje zbiorniki z wodą stojącą lub wolno płynącą[1]. Spotykany jest także w zbiornikach okresowo wysychających. W Polsce jest szeroko rozprzestrzeniony i pospolity.
Muszla ma rozmiary 3–5 x 11–15 mm[2].
Jest żywicielem pośrednim przywry jeleniej[3] (Paramphistomum cervi).
Zatoczek pospolity (Planorbis planorbis) – palearktyczny gatunek ślimaka słodkowodnego z rodziny zatoczkowatych (Planorbidae). Występuje w wodach różnego typu, bogatych w roślinność, ale preferuje zbiorniki z wodą stojącą lub wolno płynącą. Spotykany jest także w zbiornikach okresowo wysychających. W Polsce jest szeroko rozprzestrzeniony i pospolity.
Muszla ma rozmiary 3–5 x 11–15 mm.
Jest żywicielem pośrednim przywry jeleniej (Paramphistomum cervi).