Aellopus atratus ist eine Wanze aus der Familie der Rhyparochromidae. Sie trägt auch die Bezeichnung Borretsch-Wanze in Anlehnung an Borretsch, einer ihrer Futterpflanzen.
Die Wanzen werden 7,5 bis 8,8 mm lang.[1][2] Die mattschwarz gefärbten unbehaarten Wanzen sind von ovalförmiger Gestalt.[2] Die Beine sind kurz und kräftig. Die Tibia (Schienen) sind beborstet.
Die Wanzenart ist im Mittelmeerraum einschließlich dem angrenzenden Nordafrika heimisch.[1][2] Im Osten reicht ihr Vorkommen bis in den Kaukasus.[1] In den letzten Jahren hat sie ihr Verbreitungsgebiet immer weiter nach Norden ausgedehnt. Man findet sie nun auch in klimatisch begünstigten Gebieten in Deutschland, im Benelux und in Polen.[3] Sie ist die einzige Art der Gattung Aellopus in Mitteleuropa.[1]
Die wärmeliebende und gesellige Art findet man häufig auf sandigen Böden an Gewöhnlichem Natternkopf (Echium vulgare) und an Gemeiner Ochsenzunge (Anchusa officinalis), aber auch an anderen Raublattgewächsen (Boraginaceae).[2][1] Aellopus atratus bildet eine Generation pro Jahr, wobei die Imagines überwintern.[1] Ab August sind die adulten Wanzen der neuen Generation zu beobachten.[1]
Aellopus atratus ist eine Wanze aus der Familie der Rhyparochromidae. Sie trägt auch die Bezeichnung Borretsch-Wanze in Anlehnung an Borretsch, einer ihrer Futterpflanzen.
Aellopus atratus is a species of dirt-colored seed bug in the family Rhyparochromidae, found in Europe and western Asia.[1][2]
These three subspecies belong to the species Aellopus atratus:
Aellopus atratus is a species of dirt-colored seed bug in the family Rhyparochromidae, found in Europe and western Asia.
Aellopus atratus, GermanyDe Aellopus atratus is een wants uit de onderfamilie Rhyparochrominae en uit de familie bodemwantsen (Lygaeidae). 'Slangenkruidbodemwants' is de Nederlandse naam voor deze wants op Waarneming.nl, waar voor alle in de Benelux voorkomende wantsen eenduidige Nederlandse namen zijn ingevoerd.[1][2]
De onderfamilie Rhyparochrominae wordt ook weleens als een zelfstandige familie Rhyparochromidae gezien in een superfamilie Lygaeoidea.[3] Lygaeidae is conform de indeling van bijvoorbeeld het Nederlands Soortenregister.
Het is een geheel zwarte bodemwants, die 7,5 – 8,8 mm lang is. Met deze lengte behoort deze robuust en breed gebouwde wants tot de grotere bodemwantsen.
De slangenkruidbodemwants komt voor in in het gehele Middellandse Zeegebied en daar aansluitend in Noord-Afrika. Hij ontbreekt in het noordelijk deel van Europa. In het oosten is hij verspreid tot in het gebied rond de Kaspische Zee. Hij is naar het oosten van Noord-Amerika versleept. In Nederland vormt Limburg de meest noordelijke grens van zijn leefgebied en daar is hij vrij zeldzaam.[4] Het is een bodembewoner in droge, warme leefgebieden met met een zandbodem of een rotsachtige bodem.
Deze soort zuigt aan de zaden van planten uit de ruwbladigenfamilie (Boraginaceae) zoals Echium, hondstong (Cynoglossum), ossentong (Anchusa). In het zuiden van Limburg zijn waarnemingen onder de bladrozetten van slangenkruid (Echium vulgare).[4] Ook in andere landen worden ze bij die planten het meest aangetroffen. De imago’s overwinteren.
De Aellopus atratus is een wants uit de onderfamilie Rhyparochrominae en uit de familie bodemwantsen (Lygaeidae). 'Slangenkruidbodemwants' is de Nederlandse naam voor deze wants op Waarneming.nl, waar voor alle in de Benelux voorkomende wantsen eenduidige Nederlandse namen zijn ingevoerd.
De onderfamilie Rhyparochrominae wordt ook weleens als een zelfstandige familie Rhyparochromidae gezien in een superfamilie Lygaeoidea. Lygaeidae is conform de indeling van bijvoorbeeld het Nederlands Soortenregister.