nomes no trilho de navegação
Rhagio scolopaceus ye una especie de mosca de la familia Rhagionidae. Pertenez al xéneru Rhagio.
Fema de R. scolopaceus alimentándose d'ImpatiensDie Gemeine Schnepfenfliege (Rhagio scolopaceus) ist eine Art aus der Familie der Schnepfenfliegen innerhalb der Ordnung der Zweiflügler (Diptera).
Die Art erreicht eine Körperlänge von 8 bis 14 Millimetern. Die schlanken und langbeinigen Fliegen haben einen kurzen sowie kräftigen Saugrüssel der zur Nahrungsaufnahme dient. Das Gesicht ist grau mit unbehaarten Augen an deren Hinterkopfende weiße Haare hervorragen. Die Brust (der Thorax) ist grau mit drei dunkelgrauen, am Rücken gelegenen Längsstreifen. Das Scutellum sowie die Chitinplatten an den Seiten, auch bauchseitig, sind grau mit schwarzen kurzen Haaren auf der Mittelbrust. Der Bauch ist rötlichgelb, mitten mit dreieckigen schwarzen Flecken überzogen, an den Flanken mit schwarzen Seitenflecken. Die Beine sind gelb, die Füße eher bräunlich. Die Flügel sind bräunlich gefleckt.
Die Flugzeit ist von Mai bis September. Die Fliegen sind vor allem in Wäldern und an Waldrändern recht häufig zu finden und sitzen oft mit abgespreizten Beinen und erhobenem Vorderkörper auf Baumstämmen oder Totholz. Meistens weist der Kopf dabei nach unten. Aus dieser Stellung stürzen sie sich auf vorbeifliegende Beutetiere, wie zum Beispiel kleine Fliegen. Sie ernähren sich meist von kleinen Insekten.
Die Weibchen legen ihre Eier meistens einzeln auf den Boden, Mist oder morsches Holz. Die zylinderförmigen Larven haben eine unvollständige Kopfkapsel sowie Mundhaken, die aus den Mandibeln und Maxillen gebildet werden. Der Körper ist mit schwachen Kriechwülsten ausgestattet. Sie leben am und im Boden, zwischen Moos, Laubstreu und Mist aber auch unter Rinde. Sie ernähren sich meist von kleinen Insekten sowie Regenwürmer. Die Puppen der Schnepfenfliegen leben im Boden. Die Überwinterung erfolgt meistens als Larve.
Die Gemeine Schnepfenfliege (Rhagio scolopaceus) ist eine Art aus der Familie der Schnepfenfliegen innerhalb der Ordnung der Zweiflügler (Diptera).
Rhagio scolopaceus is a species of fly from the family Rhagionidae. It is also known as the downlooker snipefly.[1] It is the type species of the genus Rhagio.
Rhagio scolopaceus is a species of fly from the family Rhagionidae. It is also known as the downlooker snipefly. It is the type species of the genus Rhagio.
Female R. scolopaceus feeding on ImpatiensKirju-kurvitskärbes (Rhagio scolopaceus) on kahetiivaliste seltsi kuuluv putukaliik.
Putukat on ka Eestis.[1]
Kirju-kurvitskärbes (Rhagio scolopaceus) on kahetiivaliste seltsi kuuluv putukaliik.
Putukat on ka Eestis.
Rhagio scolopaceus
Rhagio scolopaceus, le leptis bécasse est une espèce d'insectes diptères brachycères, une (mouche) de la famille des Rhagionidae, mesurant entre 8 et 14 mm.
Europe : de l'Espagne à la Scandinavie, à la Russie.
Cette espèce fréquente les régions boisées, l'adulte, visible de mai à aout, se dispose souvent la tête en bas lorsqu'il se pose sur les troncs. Les larves prédatrices vivent dans le sol.
Rhagio scolopaceus
Rhagio scolopaceus, le leptis bécasse est une espèce d'insectes diptères brachycères, une (mouche) de la famille des Rhagionidae, mesurant entre 8 et 14 mm.
De gewone snipvlieg (Rhagio scolopaceus) is een 8 tot 16 millimeter grote vlieg. Ze komt vooral voor in het bos en aan de bosranden. Ze zitten vaak op boomstammen met gespreide poten en met het borststuk omhoog. Meestal wijst de kop daarbij naar beneden. Ze voedt zich met kleine insecten en waarschijnlijk ook met honingdauw en plantensap.
De gewone snipvlieg legt haar eieren in de regel afzonderlijk van elkaar op de grond, in mest of dood hout. De langwerpige maden hebben een onvolledig kopkapsel en mondhaken, die gevormd worden uit de mandibels en maxilla. Op het lichaam zitten smalle kruiprolletjes. De larven leven op en in de bodem tussen mos, dode bladeren, in mest en onder de schors van bomen. Ze voeden zich met kleine insecten. De larven van de gewone snipvlieg eten graag regenwormen. Ze voeden zich waarschijnlijk ook met rottende plantendelen en vlees van dode dieren. De larven overwinteren meestal in de grond.
vrouwtje
mannetje
paring
vleugeldetail
De gewone snipvlieg (Rhagio scolopaceus) is een 8 tot 16 millimeter grote vlieg. Ze komt vooral voor in het bos en aan de bosranden. Ze zitten vaak op boomstammen met gespreide poten en met het borststuk omhoog. Meestal wijst de kop daarbij naar beneden. Ze voedt zich met kleine insecten en waarschijnlijk ook met honingdauw en plantensap.
De gewone snipvlieg legt haar eieren in de regel afzonderlijk van elkaar op de grond, in mest of dood hout. De langwerpige maden hebben een onvolledig kopkapsel en mondhaken, die gevormd worden uit de mandibels en maxilla. Op het lichaam zitten smalle kruiprolletjes. De larven leven op en in de bodem tussen mos, dode bladeren, in mest en onder de schors van bomen. Ze voeden zich met kleine insecten. De larven van de gewone snipvlieg eten graag regenwormen. Ze voeden zich waarschijnlijk ook met rottende plantendelen en vlees van dode dieren. De larven overwinteren meestal in de grond.
_female,_Arnhem,_the_Netherlands.jpg)
