Pratylenchus is a genus of nematodes known commonly as lesion nematodes.[1] They are parasitic on plants and are responsible for root lesion disease on many taxa of host plants in temperate regions around the world. Lesion nematodes are migratory endoparasites that feed and reproduce in the root and move around, unlike the cyst or root-knot nematodes, which may stay in one place. They usually only feed on the cortex of the root.[2] Species are distinguished primarily by the morphology of the stylets.[3]
Root lesion nematodes infect a great variety of hosts. Pratylenchus penetrans alone has over 350 host plants. They include agricultural crops such as soybeans,[4] potatoes, corn, bananas, and wheat. The genus is found most often in corn.[5] Signs of disease are similar in most plants and generally include necrotic lesions of the roots.[6] The lesions can also be entrances for pathogenic bacteria and fungi, which produce secondary infections.[7] Above ground the plant becomes stunted, chlorotic, and wilted, and it often dies. A crop field may be patchy as plants wither and die. Root lesion nematodes can cause significant yield losses.[6]
Pratylenchus abundance is affected by soil moisture, mineral components, temperature, aeration, organic matter, and pH.[3] They are more common in sandy soils and land with weed infestations.[8] Pratylenchus can endure a wide range of environmental conditions. Moist temperate soils are ideal conditions for breeding and migrating underground, but they can persist in warm and dryer environments. In very dry conditions they are quiescent until moisture increases and plants resume growth.[7] Most lesion nematodes remain inactive when soil temperatures are below 59 °F (15 °C) and are not fully active until temperatures rise above 68 °F (20 °C).[2]
One common management option for crop-pest lesion nematodes is soil fumigation and nematicides.[9] This is not effective for all species, and can be expensive for growers.[10] Water immersion is another option. Infected plants are immersed in a hot water bath for about 30 minutes, which rids them of nematodes but does not harm the plant. This method has been successful for P. coffeae.[9]
Crop rotation can help control the nematode load in the soil because different plants are susceptible to different Pratylenchus species.[9] Selecting resistant plant varieties and cultivars can reduce nematode problems. This is currently the only option for control of P. vulnus, for example.[10]
Female nematodes lay single eggs in the root or in the soil. They reproduce via parthenogenesis, laying fertile eggs without fertilization. In many species, males are rare.[6]
Pratylenchus is a genus of nematodes known commonly as lesion nematodes. They are parasitic on plants and are responsible for root lesion disease on many taxa of host plants in temperate regions around the world. Lesion nematodes are migratory endoparasites that feed and reproduce in the root and move around, unlike the cyst or root-knot nematodes, which may stay in one place. They usually only feed on the cortex of the root. Species are distinguished primarily by the morphology of the stylets.
Pratylenchus est un genre de nématodes parasites des plantes. Ces nématodes migrateurs des racines sont responsables de lésions des racines chez de nombreuses espèces de plantes hôtes dans les régions tempérées du monde.
Les nématodes migrateurs des racines sont des endoparasites migrateurs qui pénètrent dans les racines de l'hôte pour se nourrir et se reproduire et qui se déplacent librement dans les tissus des racines et en dehors. Ils ne se sédentarisent pas dans les racines comme le font les nématodes à kystes (Globodera) et les nématodes cécidogènes (Meloidogyne) . Ils se nourrissent presque exclusivement dans le cortex des racines[1]. La différenciation entre espèces est généralement fondée sur la morphologie, en particulier sur les variations des pièces buccales ou stylets[2].
Le nom scientifique complet (avec auteur) de ce taxon est Pratylenchus Filipjev, 1936[3].
Pratylenchus a pour synonyme[3] :
Pratylenchus est un genre de nématodes parasites des plantes. Ces nématodes migrateurs des racines sont responsables de lésions des racines chez de nombreuses espèces de plantes hôtes dans les régions tempérées du monde.
Les nématodes migrateurs des racines sont des endoparasites migrateurs qui pénètrent dans les racines de l'hôte pour se nourrir et se reproduire et qui se déplacent librement dans les tissus des racines et en dehors. Ils ne se sédentarisent pas dans les racines comme le font les nématodes à kystes (Globodera) et les nématodes cécidogènes (Meloidogyne) . Ils se nourrissent presque exclusivement dans le cortex des racines. La différenciation entre espèces est généralement fondée sur la morphologie, en particulier sur les variations des pièces buccales ou stylets.
Wortellesieaaltjes (Pratylenchus) behoren tot een geslacht van rondwormen (nematoden).[1] In Nederland is Pratylenchus penetrans het belangrijkste wortellesieaaltje. Ze parasiteren op planten en veroorzaken schade bij veel verschillende plantensoorten in gebieden rond de wereld met een gematigd klimaat. Wortellesieaaltjes zijn vrijlevende endoparasieten, die leven en zich voortplanten in de wortel. Gewoonlijk voeden ze zich in de cortex van de wortel.[2] De soorten onderscheiden zich van elkaar door de vorm van hun mondstekels (stiletten).[3]
Wortellesieaaltjes infecteren een groot aantal verschillende gastheren. Pratylenchus penetrans alleen al heeft meer dan 350 verschillende soorten gastheerplanten. Ze komen onder ander voor op de landbouwgewassen: aardappel, maïs, banaan, tarwe. Aantasting komt vaak pleksgewijs voor. De ziekteverschijnselen bij op de meeste plantensoorten lijken veel op elkaar en bestaan bovengronds uit achterblijven van de groei, chlorose, verwelking en afsterving van de plant. Op de wortels ontstaan necrotische plekken (laesies) door het leegzuigen en afsterven van de cellen.[4] Aantasting door wortellesieaaltjes wordt vaak gevolgd met secundaire aantasting door bacteriën en schimmels.[5] Niet alleen zorgen de aaltjes voor een invalspoort, maar ze kunnen ook de fysiologie van de plant zodanig veranderen dat de hele plant vatbaarder wordt voor bepaalde schimmels.[6]
De vrouwelijke nematoden zetten 30 - 40 eitjes af los in de wortel of in de grond. De vrouwelijke nematoden vermeerderen zich door parthenogenese via onbevruchte eitjes. Bij veel soorten zijn mannelijke nematoden zeldzaam.[4]. Er komen 2 - 3 generaties per jaar voor.
Het aantal wortellesieaaltjes wordt beïnvloed door de vochtigheid, de hoeveelheid mineralen, temperatuur, beluchting, het organische stofgehalte en de pH van de grond.[3] Ze komen vooral voor in zand-, dal- en lichte zavel gronden en gronden met veel onkruidgroei.[7] Onder zeer droge omstandigheden gaan de wortellesieaaltjes in rust.[5]
De meeste wortellesieaaltjes zijn niet actief bij temperaturen beneden 15°C. Volledig actief zijn ze bij temperaturen boven de 20°C.[2]
Wortellesieaaltjes kunnen bestreden worden door granulaten, grondontsmetting met nematiciden (metam-natrium) of stomen. Een andere methode is het land gedurende een bepaalde tijd onder water zetten.
De teelt van Tagetes patula kan het aantal wortellesieaaltjes in de grond sterk terugdringen.
Vruchtwisseling kan het aantal rondwormen beperken doordat verschillende plantensoorten vatbaar zijn voor verschillende soorten wortellesieaaltjes.[8]
Door het gebruik van resistente rassen kan aantasting worden voorkomen. Bij P. vulnus bijvoorbeeld is dit de enige mogelijkheid van bestrijding.[9]
Planten kunnen ontsmet worden door ze ongeveer 30 minuten in heet water te houden, hetgeen wordt toegepast bij P. coffeae.[8]
Enkele soorten zijn:
Wortellesieaaltjes (Pratylenchus) behoren tot een geslacht van rondwormen (nematoden). In Nederland is Pratylenchus penetrans het belangrijkste wortellesieaaltje. Ze parasiteren op planten en veroorzaken schade bij veel verschillende plantensoorten in gebieden rond de wereld met een gematigd klimaat. Wortellesieaaltjes zijn vrijlevende endoparasieten, die leven en zich voortplanten in de wortel. Gewoonlijk voeden ze zich in de cortex van de wortel. De soorten onderscheiden zich van elkaar door de vorm van hun mondstekels (stiletten).