Eriosorus es un género con 45 especies descritas y 28 aceptadas de helechos perteneciente a la familia Pteridaceae. Se encuentra en Sudamérica.
Son plantas terrestres; con rizoma corto a largamente rastrero, con tricomas y escamas en la base; hojas monomorfas, pequeñas a grandes, escandentes o erectas, no articuladas; pecíolo y raquis atropurpúreos, esparcida a densamente tricomatosos a glandulares, el raquis a veces flexuoso; lámina pinnado-pinnatífida a 5-pinnada, generalmente tricomatosa o glandular; pinnas mayormente en ángulo recto con el raquis, raramente reflejas; últimos segmentos mayormente lineares y generalmente con un solo nervio; nervios libres mayormente terminando antes de los márgenes en una escotadura marginal; esporangios a lo largo de los nervios en los segmentos terminales, paráfisis ausentes, indusio ausente, esporas tetraédrico-globosas.[1]
Eriosorus fue descrito por Antoine Laurent Apollinaire Fée y publicado en Mémoires sur les Familles des Fougères 5: 152, t. 13B, f. 1. 1852.[1] La especie tipo es: Eriosorus scandens Fée.
A continuación se brinda un listado de las especies del género Eriosorus aceptadas hasta agosto de 2014, ordenadas alfabéticamente. Para cada una se indica el nombre binomial seguido del autor, abreviado según las convenciones y usos.[2]
Eriosorus es un género con 45 especies descritas y 28 aceptadas de helechos perteneciente a la familia Pteridaceae. Se encuentra en Sudamérica.
Eriosorus is een geslacht met ongeveer dertig soorten tropische varens uit de lintvarenfamilie (Pteridaceae).
Het zijn varens uit het Neotropisch gebied, voornamelijk uit de páramo, een ecosysteem van koele, natte hooglanden tussen 1.500 en 5.000 m, in tropische zones van het Andesgebergte in Zuid-Amerika, zuidelijk Mexico, Bolivië, Brazilië, Uruguay en de eilanden Tristan da Cunha en Gough.
De geslachtsnaam Eriosorus is afkomstig van het Oudgriekse ἔριον, erion (wol) en σωρός, sōros (hoop of heuvel), naar de wollige haren die de sporenhoopjes beschermen.
Eriosorus zijn terrestrische varens met sterk behaarde rizomen, met een- tot viermaal gedeelde bladeren, aan de onderzijde bedekt met wit- of geel meelachtige poeder.
De sporenhoopjes staan aan de onderzijde van de bladeren. Ze bezitten geen indusium en worden beschermd door wollige haren.
Fossiele afdrukken van sporen uit de Andes tonen aan dat Eriosorus reeds tijdens het Oligoceen in het gebied voorkwam[1].
Recent moleculair onderzoek door Patricia Sánchez-Baracaldo[1] heeft uitgewezen dat Eriosorus een parafyletische groep vormt. Samengevoegd met het zustergeslacht Jamesonia, ontstaat er echter wel een monofyletische groep.
De grote variatie in de morfologie van Eriosorus is een aanwijzing voor adaptieve radiatie, een wijze van soortvorming gebaseerd op verschillende migratiestappen tussen gescheiden biotopen binnen één verspreidingsgebied. Deze adaptieve radiatie zou uiteindelijk geleid hebben tot de soorten van het zustergeslacht Jamesonia.
Het geslacht telt 32 soorten en ten minste één hybride, waarvan een groot aantal relatief recent gevonden zijn.
Eriosorus is een geslacht met ongeveer dertig soorten tropische varens uit de lintvarenfamilie (Pteridaceae).
Het zijn varens uit het Neotropisch gebied, voornamelijk uit de páramo, een ecosysteem van koele, natte hooglanden tussen 1.500 en 5.000 m, in tropische zones van het Andesgebergte in Zuid-Amerika, zuidelijk Mexico, Bolivië, Brazilië, Uruguay en de eilanden Tristan da Cunha en Gough.
Eriosorus-slekten (latin: Eriosorus), er en liten slekt av bregner innenfor hestesprengfamilien (Adiantaceae), som sammen med den meget nærstående slekten Jamesonia danner en monofyletisk gruppe.
Slekten henføres i moderne, internasjonal systematikk til en familie man kaller Pteridaceae[1], og som omfatter også hestespreng-gruppen.
Antall arter er 25, og de vokser høyt i Andesfjellene i Sør-Amerika. Bare 3 arter vokser lavere enn 1.800 moh., og mer enn 13 arter trives på over 2.200 meter. De oppstod ifølge fossilfunn for første gang under oligocen. Slekten ble foreslått i 1852.
Disse bregnene er ytterst sjeldne og har vokst på øyer på den sørlige halvkule, inklusive Australia. Arten Anogramma Ascensionis vokste på St. Helena, men ble i moderne tid utryddet på grunn av tap av naturlige livsmiljø.
Denne slekten omfatter 25 kjente arter, og noen av dem er:
Eriosorus-slekten (latin: Eriosorus), er en liten slekt av bregner innenfor hestesprengfamilien (Adiantaceae), som sammen med den meget nærstående slekten Jamesonia danner en monofyletisk gruppe.
Slekten henføres i moderne, internasjonal systematikk til en familie man kaller Pteridaceae, og som omfatter også hestespreng-gruppen.
Antall arter er 25, og de vokser høyt i Andesfjellene i Sør-Amerika. Bare 3 arter vokser lavere enn 1.800 moh., og mer enn 13 arter trives på over 2.200 meter. De oppstod ifølge fossilfunn for første gang under oligocen. Slekten ble foreslått i 1852.
Disse bregnene er ytterst sjeldne og har vokst på øyer på den sørlige halvkule, inklusive Australia. Arten Anogramma Ascensionis vokste på St. Helena, men ble i moderne tid utryddet på grunn av tap av naturlige livsmiljø.