De peper-en-zoutvlinder of berkenspanner (Biston betularia) is een nachtvlinder uit de familie van de spanners (Geometridae), met een spanwijdte van 35 tot 60 millimeter. Er zijn twee verschijningsvormen: wit met zwarte spikkeltjes, en (vrijwel) geheel zwart. In bossen, parken en tuinen is de berkenspanner algemeen, in mei en juli.
De rups is grijsgroen of grijsbruin van kleur tot lichtgroen, en heeft een diepe inkeping op de kop, waardoor de oogjes lijken op eindknoppen van het takje waar de rups sterk op lijkt. Hij wordt tot 60 millimeter lang en leeft op bomen en struiken.
Oorspronkelijk was alleen de lichte variant van de peper-en-zoutvlinder bekend, tot in het Engeland van de negentiende eeuw plotseling een zwarte variant opdook. Deze zwarte variant kwam normaal gesproken slechts bij 1 % van de peper-en-zoutvlinders voor, terwijl zwarte exemplaren ook nog eens een zeer lage overlevingskans hebben. Ze vallen namelijk op voor vijanden wanneer ze op een witte berkenstam zitten. Later bleek, dat met het opkomen van de industrie tijdens de Industriële revolutie, deze zwarte variant betere overlevingskansen bood dan de lichtere. Door het vele roet in de lucht waren bomen en gebouwen namelijk zwart verkleurd, met als gevolg dat de lichte variant eerder gezien werd door vijanden. In deze steden keerde de verhouding zwart-wit zich om: 99 % van de peper-en-zoutvlinders was zwart en slechts 1 % wit. Later, met het terugdringen van de roetuitstoot, nam de beroeting van bomen en gebouwen af, en nam het aandeel witte peper-en-zoutvlinders weer toe.
Dit verschijnsel werd later gebruikt als voorbeeld van natuurlijke selectie.
De peper-en-zoutvlinder of berkenspanner (Biston betularia) is een nachtvlinder uit de familie van de spanners (Geometridae), met een spanwijdte van 35 tot 60 millimeter. Er zijn twee verschijningsvormen: wit met zwarte spikkeltjes, en (vrijwel) geheel zwart. In bossen, parken en tuinen is de berkenspanner algemeen, in mei en juli.
De rups is grijsgroen of grijsbruin van kleur tot lichtgroen, en heeft een diepe inkeping op de kop, waardoor de oogjes lijken op eindknoppen van het takje waar de rups sterk op lijkt. Hij wordt tot 60 millimeter lang en leeft op bomen en struiken.