Moederkruid (Tanacetum parthenium) is een geregeld verwilderd aan te treffen cultuurplant uit de composietenfamilie (compositae of Asteraceae). Ze heeft een karakteristieke sterke geur.
De plant, die een hoogte van 30 tot 60 cm kan bereiken, heeft veelvuldig vertakte stengels die dicht bebladerd zijn. Moederkruid heeft opvallend zachte ingesneden bladeren en bloemen die in groepjes in korfvorm groeien aan de stengeltop. De bloeitijd strekt zich uit van juni tot eind augustus. Ze overwintert met knoppen op of net iets onder de grond.
Moederkruid groeide oorspronkelijk op de Balkan, in de Kaukasus en Anatolië. De soort raakte als voor medicinale doeleinden gekweekte plant over een groot deel van de wereld verspreid. Door verwildering is de plant in ook in West-Europese flora ingeburgerd. De Moederkruid heeft hier een voorkeur voor ruderale plaatsen waar door dierlijke mest een hoog ammoniakgehalte in de bodem aanwezig is. In steden is dat bijvoorbeeld langs randen van stoepen. Ook in wegbermen, tuinen en andere stenige plaatsen kan de soort zich vestigen.
De plant vond al in de Oudheid heelkundige toepassingen. Ze werd gebruikt om weeën op te wekken en tegen kraamvrouwenkoorts. In kruidentuinen wordt ze nog gekweekt als koortswerend middel en als middel tegen migraine.
Moederkruid (Tanacetum parthenium) is een geregeld verwilderd aan te treffen cultuurplant uit de composietenfamilie (compositae of Asteraceae). Ze heeft een karakteristieke sterke geur.