Diplazium is a genus of ferns that specifically includes the approximately 400 known species of twinsorus ferns. The Greek root is diplazein meaning double: the indusia in this genus lie on both sides of the vein. These ferns were earlier considered part of either the Athyriaceae, Dryopteridaceae,[2] Aspleniaceae, or Polypodiaceae families or recognized as belonging to their own taxonomic family. The Pteridophyte Phylogeny Group classification of 2016 (PPG I) places the genus in the Athyriaceae.[1] The taxonomy of the genus is difficult and poorly known, and by 2009 has never been the subject of a complete monographic study.[3] Their distribution is pantropical, with a few species extending into temperate areas.[2][4]
The rhizome of the genus Diplazium varies from creeping to erect, and is scaly. Its fronds are deciduous or evergreen, are trophopodic[nb 1] and are either monomorphic or weakly dimorphic. The stipe is green, deeply grooved from above, and is either scaly or glabrous. It always has two lunate vascular bundles. The blades are either singular or in sets of two and are entirely pinnate, range from oblong-lanceolate to deltate, and from herbaceous to papery. It has linear basal sori that are paired back-to-back on the same vein. The indusium is linear and persistent, and the sporangia are brownish.
Some common species include Diplazium hymenodes, the peacock fern; Diplazium esculentum, the vegetable fern; Diplazium molokaiense, the Molokai twinsorus fern; and Diplazium lonchophyllum, the lance-leaved glade fern.
Diplazium is in the family Athyriaceae in the eupolypods II clade of the order Polypodiales.[5][6] The common glade fern of North America, Diplazium pycnocarpon, is found not to belong to that genus, but rather placed in the genus Homalosorus (Diplaziopsidaceae).[5] Two further species formerly placed in the genus have been transferred to a new genus, Desmophlebium.[7]
Diplazium is a genus of ferns that specifically includes the approximately 400 known species of twinsorus ferns. The Greek root is diplazein meaning double: the indusia in this genus lie on both sides of the vein. These ferns were earlier considered part of either the Athyriaceae, Dryopteridaceae, Aspleniaceae, or Polypodiaceae families or recognized as belonging to their own taxonomic family. The Pteridophyte Phylogeny Group classification of 2016 (PPG I) places the genus in the Athyriaceae. The taxonomy of the genus is difficult and poorly known, and by 2009 has never been the subject of a complete monographic study. Their distribution is pantropical, with a few species extending into temperate areas.
The rhizome of the genus Diplazium varies from creeping to erect, and is scaly. Its fronds are deciduous or evergreen, are trophopodic and are either monomorphic or weakly dimorphic. The stipe is green, deeply grooved from above, and is either scaly or glabrous. It always has two lunate vascular bundles. The blades are either singular or in sets of two and are entirely pinnate, range from oblong-lanceolate to deltate, and from herbaceous to papery. It has linear basal sori that are paired back-to-back on the same vein. The indusium is linear and persistent, and the sporangia are brownish.
Some common species include Diplazium hymenodes, the peacock fern; Diplazium esculentum, the vegetable fern; Diplazium molokaiense, the Molokai twinsorus fern; and Diplazium lonchophyllum, the lance-leaved glade fern.
Diplazium es un género de helechos de la familia Athyriaceae.[1] Tiene 920 especies entre aceptadas y sinonimias.
Diplazium es un género de helechos de la familia Athyriaceae. Tiene 920 especies entre aceptadas y sinonimias.
Diplazium est un genre de fougères de la famille des Athyriaceae.
Selon Catalogue of Life (9 septembre 2014)[2] :
Selon GRIN (9 septembre 2014)[3] :
Selon ITIS (9 septembre 2014)[4] :
Selon NCBI (9 septembre 2014)[5] :
Selon The Plant List (9 septembre 2014)[6] :
Selon Tropicos (9 septembre 2014)[1] (Attention liste brute contenant possiblement des synonymes) :
Diplazium est un genre de fougères de la famille des Athyriaceae.
Diplazium is een geslacht met meer dan 400 soorten terrestrische varens uit de wijfjesvarenfamilie (Athyriaceae). Het zijn van oorsprong subtropische en tropische varens uit de Oude Wereld. Eén soort, Diplazium caudatum, komt ook in Europa voor.
De botanische naam Diplazium komt van het Oudgriekse διπλάζειν, diplazein (verdubbelen), naar de gepaarde sporenhoopjes op de onderzijde van de bladen.
Diplazium-soorten zijn terrestrische varens met een kruipende of rechtstaande, geschubde rizoom. De bladen zijn afvallend of groenblijvend, eenvormig of licht dimorf. De bladsteel is groen, glad of geschubd, aan de bovenzijde diep gegroefd, omvat twee halvemaanvormige vaatbundels, en is onderaan verdikt als opslagplaats voor zetmeel (trophopode). De bladen staan alleen of met twee en zijn lancetvormig tot driehoekig en steeds geveerd.
De sporenhoopjes zijn lijnvormig en zitten op de onderzijde van de bladen, gepaard aan beide zijde van de nerven, en zijn bruin. Er is een duurzaam, lijnvormig dekvliesje.
Diplazium-soorten zijn varens van subtropische en tropische streken in Azië en Afrika. Slechts enkele soorten komen in gematigde streken voor, waarvan drie in Noord-Amerika en één in Europa.
Het geslacht Diplazium werd in het verleden al tot de families Dryopteridaceae, Aspleniaceae of Polypodiaceae gerekend. Volgens de classificatie van Smith et al.[1] behoren ze tot de weliswaar onvolledig beschreven familie Woodsiaceae. Andere auteurs gaan daarin verder en plaatsen het geslacht zelfs in een aparte onderfamilie, de Diplazioideae. Recent onderzoek door Schuettpelz & Pryer (2007), Lehtonen et al. (2011) en Christenhusz et al. (2011) leidde er echter toe dat de familie Woodsiaceae zal worden opgesplitst, en onder andere Diplazium in een aparte familie Athyriaceae wordt geplaatst[2] [3].
De taxonomie van het geslacht zelf is complex en onduidelijk, en de samenstelling ervan is waarschijnlijk parafyletisch[4]. Zo zijn de grenzen tussen dit geslacht en de geslachten Athyrium en Allantodia vaag en onzeker.
Het geslacht telt meer dan 400 soorten, de meeste uit de tropen. In Europa komt slechts één soort voor, Diplazium caudatum.
Diplazium is een geslacht met meer dan 400 soorten terrestrische varens uit de wijfjesvarenfamilie (Athyriaceae). Het zijn van oorsprong subtropische en tropische varens uit de Oude Wereld. Eén soort, Diplazium caudatum, komt ook in Europa voor.
Russeburkneslekten (latin: Diplazium) er slekt av bregner innenfor storburknefamilien (Woodsiaceae), som på sin side inngår i en større, monofyletisk orden, nemlig Polypodiales.[1]
Slekten Diplazium (russeburkner) med minst 474 arter av de drøye 700 artene i storburknefamilien, og er således den artsmessig dominerende slekten. Kromosomtallet (x) er vanligvis 41 eller 42.
Jordstenglene er krypende, og bladplatene oftest trekantede og enkeltstående som på «tradisjonelle» bregner. Den kan ha skjell, men små eller ingen slør (indusium). En art vokser i Norge – russeburkne (Diplazium sibiricum).
Russeburkneslekten har habitater over hele verden, men flest på den nordlige halvkule. Den danner en klade med Rhachidosorus, Diplaziopsis og Anisogonium. Dessuten er de tidligere systematiserte slektene Callipteris og Monomelangium nå integrert i russeburkneslekten.
Russeburkneslekten (latin: Diplazium) er slekt av bregner innenfor storburknefamilien (Woodsiaceae), som på sin side inngår i en større, monofyletisk orden, nemlig Polypodiales.
Slekten Diplazium (russeburkner) med minst 474 arter av de drøye 700 artene i storburknefamilien, og er således den artsmessig dominerende slekten. Kromosomtallet (x) er vanligvis 41 eller 42.
Jordstenglene er krypende, og bladplatene oftest trekantede og enkeltstående som på «tradisjonelle» bregner. Den kan ha skjell, men små eller ingen slør (indusium). En art vokser i Norge – russeburkne (Diplazium sibiricum).
Russeburkneslekten har habitater over hele verden, men flest på den nordlige halvkule. Den danner en klade med Rhachidosorus, Diplaziopsis og Anisogonium. Dessuten er de tidligere systematiserte slektene Callipteris og Monomelangium nå integrert i russeburkneslekten.
Diplazium Sw.
ВидыДипла́зиум, или Орлячо́к[1] (лат. Diplázium) — род папоротников семейства Кочедыжниковые (Athyriaceae) порядка Многоножковые (Polypodiales).
По информации базы данных The Plant List (на июль 2016) род включает 211 видов[2].
Дипла́зиум, или Орлячо́к (лат. Diplázium) — род папоротников семейства Кочедыжниковые (Athyriaceae) порядка Многоножковые (Polypodiales).