De papoeapitta (Erythropitta macklotii) is een vogelsoort uit de familie van pitta's (Pittidae). Deze pitta wordt ook wel als een ondersoort van de Filipijnse pitta of roodbuikpitta (Erythropitta erythrogaster sensu lato) opgevat. De nominaat werd verzameld aan de Tritonbaai (baie de Lobo) tijdens de expeditie naar Nieuw-Guinea in 1828 en in 1834 door Coenraad Jacob Temminck beschreven. De wetenschappelijke naam is een eerbetoon aan de Duitse natuuronderzoeker Heinrich Christian Macklot, die in dienst van het Rijksmuseum van Natuurlijke Historie onderzoek deed in Nederlands-Indië en ook deelnam als onderzoekleider aan de expeditie naar Nieuw-Guinea.[2][3]
Deze pitta heeft een bijna egaal bruine kop. De verschillende ondersoorten verschillen onderling weer in de verdeling van bruin en donkerbruin op de kop.[4]
Het is een vogelsoort met een groot verspreidingsgebied dat reikt van het westen van de Indonesisische provincie West-Papoea tot het uiterste noorden van de Australische deelstaat Queensland.
Er worden vijf ondersoorten onderscheiden:[5]
De papoeapitta (Erythropitta macklotii) is een vogelsoort uit de familie van pitta's (Pittidae). Deze pitta wordt ook wel als een ondersoort van de Filipijnse pitta of roodbuikpitta (Erythropitta erythrogaster sensu lato) opgevat. De nominaat werd verzameld aan de Tritonbaai (baie de Lobo) tijdens de expeditie naar Nieuw-Guinea in 1828 en in 1834 door Coenraad Jacob Temminck beschreven. De wetenschappelijke naam is een eerbetoon aan de Duitse natuuronderzoeker Heinrich Christian Macklot, die in dienst van het Rijksmuseum van Natuurlijke Historie onderzoek deed in Nederlands-Indië en ook deelnam als onderzoekleider aan de expeditie naar Nieuw-Guinea.