Die Weißpunkt-Bodenwanze (Melanocoryphus albomaculatus) ist eine in Mitteleuropa vorkommende Wanzenart aus der Familie der Bodenwanzen (Lygaeidae).
Die Weißpunkt-Bodenwanze besitzt einen schwarzen Kopf, ein schwarzes Scutellum, schwarze Fühler und schwarze Beine. Auf dem roten Halsschild sind zwei hakenförmige schwarze Flecken. Das Corium der Hemielytren (die teilweise gehärteten Vorderflügel) ist rot mit einem schwarzen runden Fleck in der Mitte, während die Membran (der durchsichtige Teil der Vorderflügel) schwarz ist und in der Mitte einen weißen runden Fleck aufweist. Das Connexivum (auf der Seite sichtbarer Teil des Abdomens) ist rot mit schwarzen Flecken. Die Wanze erreicht eine Körpergröße von 6,9–7,3 mm.
Die wärmeliebende Wanzenart ist im Mittelmeerraum sehr verbreitet. Ihr Verbreitungsgebiet reicht im Osten über Kleinasien bis zum Kaspischen Meer. In Mitteleuropa kommt die Weißpunkt-Bodenwanze nur vereinzelt vor und beschränkt sich meist auf so genannte „Wärmeinseln“. In Deutschland liegen diese in der Oberrheinebene und am Mittelrhein. Die Wanzenart kommt auch an der nordfranzösischen Kanalküste, in den Niederlanden und in Österreich vor.
Die Wanzenart bevorzugt heiße, trockene, felsige Lebensräume – selten Gebiete mit sandigen Böden. Sie ist ein so genannter Samensauger. Die Hauptnahrungspflanze der Weißpunkt-Bodenwanze ist die Schwalbenwurz (Vincetoxicum hirundinaria). Weitere Futterpflanzen sind der Rote Fingerhut (Digitalis purpurea) und Pflanzen aus der Gattung der Greiskräuter (Senecio). Die ausgewachsenen Wanzen der Art überwintern.
Die Weißpunkt-Bodenwanze (Melanocoryphus albomaculatus) ist eine in Mitteleuropa vorkommende Wanzenart aus der Familie der Bodenwanzen (Lygaeidae).
Melanocoryphus albomaculatus is a species of insects of the sub-order Heteroptera (true bugs), family Lygaeidae, sub-family Lygaeinae.
Melanocoryphus albomaculatus has a black head, scutellum, antennae and legs. On the red pronotum are two hook-shaped black spots. The corium of the hemelytra (the partially hardened front wings) is red with a black round spot in the middle, while the membrane (the transparent part of the front wings) is black and in the middle has a white round spot. The connexivum (on the visible side part of the abdomen) is red with black spots. The bug reaches a body size of 7–9 mm.[1]
This heat-loving species is very common in the Mediterranean region. Its distribution area extends in the east via Asia Minor to the Caspian Sea. In Central Europe, the species occurs only sporadically and is usually limited to so-called "heat islands". In Germany, these are located in the Upper Rhine Plain and on the Middle Rhine. The species is also present on the northern French channel coast, in the Netherlands and in Austria.
The species prefers hot, dry, rocky habitats; more rarely areas with sandy soils. It is a so-called seed sucker. The main food plant of the species is the swallow-wort (Vincetoxicum hirundinaria). Other forage plants are the foxglove (Digitalis purpurea) and plants from the ragwort genus (Senecio). The adults of the species hibernate.[1]
The species Melanocoryphus albomaculatus was described by the German zoologist Johann August Ephraim Goeze in 1778.
Melanocoryphus albomaculatus is a species of insects of the sub-order Heteroptera (true bugs), family Lygaeidae, sub-family Lygaeinae.
Melanocoryphus albomaculatus est une espèce d'insectes du sous-ordre des hétéroptères (punaises), de la famille des Lygaeidae, sous-famille des Lygaeinae, et du genre Melanocoryphus.
Punaise de taille moyenne entre 7 et 9,5 mm. La tête est noire, elle porte un point blanc sur la partie membraneuse de chaque hémélytre. Le pronotum rouge porte deux taches noires en forme de crochets. Chaque corie rouge est associées à un point noir. Le scutellum est noir.
Lygaeus equestris, Lygaeus simulans.
Cette punaise se nourrit de graines et particulièrement du genre Senecio.
Répandue sur le pourtour méditerranéen, jusqu'en Asie centrale. En France elle est fréquente dans la partie sud. Elle s'est répandue jusque dans le Grand Est.
Comme beaucoup d'espèces xérothermophiles (qui aiment les terrains secs et la chaleur), cette punaise se rencontre sur les éboulis, les pelouses sèches vivement exposées au soleil.
L'espèce Melanocoryphus albomaculatus a été décrite par le zoologiste allemand Johann August Ephraim Goeze en 1778.
Melanocoryphus albomaculatus est une espèce d'insectes du sous-ordre des hétéroptères (punaises), de la famille des Lygaeidae, sous-famille des Lygaeinae, et du genre Melanocoryphus.
De Melanocoryphus albomaculatus is een wants uit de familie bodemwantsen (Lygaeidae). 'Praalridderwants' is de Nederlandse naam voor deze wants op Waarneming.nl, waar voor alle in de Benelux voorkomende wantsen eenduidige Nederlandse namen zijn ingevoerd.[1][2]
Deze soort heeft een zwarte kop, een zwart schildje (scutellum), zwarte antennes en zwarte poten. Op het rode halsschild zijn twee haakvormige zwarte vlekken. Het hemi-elytrum (de deels verharde voorvleugel) is rood met een ronde zwarte vlek in het midden, terwijl het membraan (doorzichtig deel van de voorvleugel) zwart is met in het midden een ronde witte vlek. Het connexivum (aan de zijkant zichtbare deel achterlijf) is rood met zwarte vlekken. De lengte is 6.9 – 9,3 mm.
Hij komt voor in het zuidelijk deel van Midden-Europa en het Middellandse Zeegebied, naar het oosten is hij verspreid tot in Klein-Azië en het gebied rond de Kaspische Zee. In Nederland is hij zeer zeldzaam. Hij heeft een voorkeur voor warme, droge, steenachtige leefgebieden. (zelden in gebieden met een zandbodem).
De Melanocoryphus albomaculatus is fytofaag en leeft vooral van zaden van verschillende planten. Vooral van witte engbloem (Vincetoxicum hirundinaria), maar andere planten worden ook gebruikt zoals bijvoorbeeld vingerhoedskruid (Digitalis purpurea) en kruiskruid (Senecio). De imago’s overwinteren in de strooisellaag en onder bladrozetten zoals, die van vingerhoedskruid. Paring vindt plaats van eind mei tot juni. De imago’s van de nieuwe generatie verschijnen dan in augustus.
De Melanocoryphus albomaculatus is een wants uit de familie bodemwantsen (Lygaeidae). 'Praalridderwants' is de Nederlandse naam voor deze wants op Waarneming.nl, waar voor alle in de Benelux voorkomende wantsen eenduidige Nederlandse namen zijn ingevoerd.
Melanocoryphus albomaculatus – gatunek pluskwiaka różnoskrzydłego z rodziny zwińcowatych i podrodziny Lygaeinae.
Gatunek ten został opisany w 1778 roku przez Johanna A.E. Goezego jako Cimex albomaculatus[1].
W Europie wykazany został z Albanii, Austrii, Belgii, Bośni i Hercegowiny, Bułgarii, Chorwacji, Czech, europejskiej Turcji, Francji, Grecji, Hiszpanii, Holandii, byłej Jugosławii, Liechtensteinu, Macedonii, Niemiec, Portugalii, Rumunii, Rosji, Słowacji, Słowenii, Szwajcarii, Ukrainy, Węgier i Włoch. Niepewne dane pochodzą z Polski[1].
Melanocoryphus albomaculatus – gatunek pluskwiaka różnoskrzydłego z rodziny zwińcowatych i podrodziny Lygaeinae.
Gatunek ten został opisany w 1778 roku przez Johanna A.E. Goezego jako Cimex albomaculatus.
W Europie wykazany został z Albanii, Austrii, Belgii, Bośni i Hercegowiny, Bułgarii, Chorwacji, Czech, europejskiej Turcji, Francji, Grecji, Hiszpanii, Holandii, byłej Jugosławii, Liechtensteinu, Macedonii, Niemiec, Portugalii, Rumunii, Rosji, Słowacji, Słowenii, Szwajcarii, Ukrainy, Węgier i Włoch. Niepewne dane pochodzą z Polski.