Rhopalus subrufus ist eine Wanze aus der Familie der Glasflügelwanzen (Rhopalidae).
Rhopalus subrufus ist wie alle Arten der Tribus Rhopalini mittelgroß und länglich und wie die meisten Arten der Tribus stark behaart. Die Tiere erreichen eine Körperlänge von 7,0 bis 7,7 mm. Das Pronotum zeigt keine helle Mittellinie, das Schildchen (Scutellum) ist meist zweispitzig.
Kopf und Pronotum sind rot oder gelbbraun. Das Scutellum ist ebenfalls rotbraun mit weißlicher Spitze. Das 6. Tergit zeigt fünf gelbliche Flecken auf schwarzem Grund, drei größere am Vorderrand und zwei kleinere in den Hinterwinkeln. Die basale Hälfte des Coriums ist weißlich, die Endhälfte rotbraun. Das Connexivum ist gelb mit rechteckigen roten oder schwarzen Flecken auf den hinteren zwei Dritteln jedes Segments. Der Connexivum-Fleck auf dem 6. Tergit erreicht nicht den Hinterrand des Tergits.
Das Verbreitungsgebiet umfasst fast ganz Europa, Rhopalus subrufus fehlt hier nur im Norden der Britischen Inseln und Skandinaviens. Das Areal der Art umfasst darüber hinaus die Subtropen und Tropen der ganzen Welt. Die Art ist in Deutschland südlich der Mittelgebirge und in Österreich nicht selten und zum Teil häufig, im nordwestdeutschen Tiefland fehlt sie weitgehend.
Rhopalus subrufus besiedelt ein breites Spektrum trocken bis mäßig feuchter, offener bis halbschattiger Habitate und bewohnt hier die Krautschicht.
Rhopalus subrufus ist wie alle Glasflügelwanzen phytophag und saugt vorwiegend an den Früchten ihrer Wirtspflanzen. Sie ist polyphag und wurde auf einer großen Zahl wahrscheinlicher Nahrungspflanzen gefunden, bevorzugt aber wohl Storchschnabelgewächse (Geraniaceae) und Lippenblütler (Lamiaceae). Die Art überwintert als Imago und kann nach der Winterruhe ab Mai beobachtet werden. Paarungen wurden im Mai und Juni beobachtet. In Mitteleuropa wird offenbar nur eine Generation ausgebildet, frisch geschlüpfte Imagines sind von Juli bis September zu beobachten.
Rhopalus subrufus ist eine Wanze aus der Familie der Glasflügelwanzen (Rhopalidae).
Rhopalus subrufus is a species of scentless plant bugs belonging to the family Rhopalidae, subfamily Rhopalinae.[1] It is found in most of Europe, but not Ireland and northern Scandinavia.[2]
The total length of R. subrufus is about 7 millimetres (0.28 in). It can be distinguished for its membranous forewings and the connexivum with dark and light stripes.[1]
It mainly feeds on Hypericum species, but also on many other plants.[1]
Rhopalus subrufus is a species of scentless plant bugs belonging to the family Rhopalidae, subfamily Rhopalinae. It is found in most of Europe, but not Ireland and northern Scandinavia.
Rhopalus subrufus est une espèce d'insectes hémiptères du sous-ordre des hétéroptères (punaises), de la famille des Rhopalidae, de la sous-famille des Rhopalinae et de la tribu des Rhopalini.
Les imagos, visibles toute l'année, mesurent environ 7 mm de long, leur tête est large (presque autant que le pronotum). L'espèce vit dans les prairies, souvent sur les millepertuis (Hypericum).
Il est distribué dans la plupart des pays d'Europe.
Rhopalus subrufus est une espèce d'insectes hémiptères du sous-ordre des hétéroptères (punaises), de la famille des Rhopalidae, de la sous-famille des Rhopalinae et de la tribu des Rhopalini.
De geblokte glasvleugelwants (Rhopalus subrufus) is een wants uit de familie glasvleugelwantsen (Rhopalidae). De soort werd voor het eerst wetenschappelijk beschreven door Johann Friedrich Gmelin in 1790.
De kleur het lichaam van de geblokte glasvleugelwants is roodachtig of roodbruin met een zwart-wit connexivum (aan de zijkant zichtbare deel achterlijf). Het scutellum (schildje) heeft een wit uiteinde. Net als bij de meeste andere wantsen uit de familie is hij behaard en is van het hemi-elytrum (de deels verharde voorvleugel) het corium (het middelste deel van de voorvleugel) transparant. De lengte is 7 – 7,7 mm.
De geblokte glasvleugelwants komt wereldwijd in zowel tropische gebieden als subtropische gebieden voor. In Europa komt hij overal voor behalve in het noorden van Groot-Brittannië en het noorden van Scandinavië. Hij leeft in veel soorten gebieden. Van droog tot half vochtig, begroeid met struiken en kruidachtige planten. Hij is dan vaak te vinden in de lage vegetatie.
De geblokte glasvleugelwants leeft fytofaag op een groot aantal verschillende soorten voedselplanten en zuigt vooral op de vruchten, zaden. Hij heeft een voorkeur voor planten uit de ooievaarsbekfamilie (Geraniaceae) en lipbloemenfamilie (Lamiaceae). De volwassen wants overwintert. Paringen zijn er dan in mei en juni, waarna de nieuwe volwassen generatie verschijnt van juli tot en met september. Er is één generatie per jaar.
De geblokte glasvleugelwants (Rhopalus subrufus) is een wants uit de familie glasvleugelwantsen (Rhopalidae). De soort werd voor het eerst wetenschappelijk beschreven door Johann Friedrich Gmelin in 1790.
Multimedia w Wikimedia Commons Byliniak rudawy (Rhopalus subrufus) – gatunek pluskwiaka z podrzędu różnoskrzydłych, rodziny wysysowatych (Rhopalidae) i rodzaju Wysys.
Owad ma ciało długości od 6,7 do 7,5 mm. Strona grzbietowa jest ciemnoczerwona lub brązowoczerwona, zaś spodnia żółtoczerwona. Czułki żółte lub żółtoczerwone o czwartym członie ciemniejszym. Odnóża czarno-żółte z brązowoczerwonymi udami. Tarczka czerwona z czarną nasadą i bladożółtym wierzchołkiem.
Pluskwiak ten jest fitofagiem wykazywanym m.in. z: pokrzywy zwyczajnej, dziurawca zwyczajnego, wilżyny, koniczyny, wyki, groszku, bodziszka i szałwii.
Występuje prawie w całej Europie[3]. W Polsce pospolity w całym kraju.
Byliniak rudawy (Rhopalus subrufus) – gatunek pluskwiaka z podrzędu różnoskrzydłych, rodziny wysysowatych (Rhopalidae) i rodzaju Wysys.
_1676.JPG)
