Arrhenatherum elatius subsp. bulbosum (fromental bulbeux ou avoine à chapelet), est une sous-espèce de plantes monocotylédones de la famille des Poaceae, sous-famille des Pooideae, originaire du bassin méditerranéen. Ce sont des plantes herbacées vivaces, cespiteuses, aux tiges dressées pouvant atteindre 150 cm de long, et aux inflorescences en panicules ouvertes.
Cette sous-espèce se caractérise par la formation de cormes ou tubercules dans les entrenœuds inférieurs des tiges. C'est une mauvaise herbe des cultures, qui se reproduit aussi bien de manière végétative (par les rhizomes et les cormes) que par les graines.
Arrhénathère bulbeuse, avoine à chapelets, avoine bulbeuse, avoine élevée, fenasse, fromental bulbeux, chiendent à boules[2],[3].
Selon Catalogue of Life (5 octobre 2017)[1] :
Arrhenatherum elatius subsp. bulbosum (fromental bulbeux ou avoine à chapelet), est une sous-espèce de plantes monocotylédones de la famille des Poaceae, sous-famille des Pooideae, originaire du bassin méditerranéen. Ce sont des plantes herbacées vivaces, cespiteuses, aux tiges dressées pouvant atteindre 150 cm de long, et aux inflorescences en panicules ouvertes.
Cette sous-espèce se caractérise par la formation de cormes ou tubercules dans les entrenœuds inférieurs des tiges. C'est une mauvaise herbe des cultures, qui se reproduit aussi bien de manière végétative (par les rhizomes et les cormes) que par les graines.
Knolglanshaver (Arrhenatherum elatius subsp. bulbosum, synoniem: Arrhenatherum tuberosum) is een wilde plant uit de grassenfamilie (Poaceae). Knolglanshaver staat op de Nederlandse Rode Lijst van planten als zeldzaam tot zeer zeldzaam. Het aantal chromosomen is 2n=28.
Knolglanshaver onderscheidt zich van gewone glanshaver door de knollen aan de stengelvoet.
Het is een forse grassoort met een hoogte van maximaal 1,5 m. De stengels zijn glad en glanzend. Knolglanshaver onderscheidt zich van zachte haver (Helictotrichon pubescens) door de in knop gerolde, geribde bladeren en de knollen aan de stengelvoet. Bij zachte haver is in dit stadium het blad gevouwen en ongeribd.
Het blad is lichtgroen en de onderste bladeren zijn gewoonlijk lichtbehaard. Elk blad heeft een lengte van maximaal 40 cm. Het tongetje (ligula) is tot 3 mm lang en aan het einde afgerond.
Er is een grote variatie tussen de aartjes in aantal bloemen, genaaldheid en geslachtsverdeling. In het algemeen is het aartje tot 11 mm lang en bevat het meestal twee bloempjes. Ook kunnen tot vier bloempjes voorkomen. Het onderste bloempje is mannelijk en heeft een knievormige rugnaald. Het bovenste bloempje is tweeslachtig en heeft meestal een korte of helemaal geen kafnaald. Het binnenste kroonkafje (palea) is klein, dun en vliezig. Het buitenste kroonkafje (lemma) is stevig, groot en groen. De aartjes zijn eerst glanzend groen en worden later bruin of purperkleurig. De 10-30 cm lange pluim is vroeg in het seizoen rechtopstaand, maar spreidt zich later uit. De vrucht is een graanvrucht.
Knolglanshaver bloeit van mei tot september.
Knolglanshaver komt voor aan de rand van loofbossen op zand, in slootbermen en langs akkers.
Knolglanshaver (Arrhenatherum elatius subsp. bulbosum, synoniem: Arrhenatherum tuberosum) is een wilde plant uit de grassenfamilie (Poaceae). Knolglanshaver staat op de Nederlandse Rode Lijst van planten als zeldzaam tot zeer zeldzaam. Het aantal chromosomen is 2n=28.
Knolglanshaver onderscheidt zich van gewone glanshaver door de knollen aan de stengelvoet.
KnollenHet is een forse grassoort met een hoogte van maximaal 1,5 m. De stengels zijn glad en glanzend. Knolglanshaver onderscheidt zich van zachte haver (Helictotrichon pubescens) door de in knop gerolde, geribde bladeren en de knollen aan de stengelvoet. Bij zachte haver is in dit stadium het blad gevouwen en ongeribd.
Het blad is lichtgroen en de onderste bladeren zijn gewoonlijk lichtbehaard. Elk blad heeft een lengte van maximaal 40 cm. Het tongetje (ligula) is tot 3 mm lang en aan het einde afgerond.
Er is een grote variatie tussen de aartjes in aantal bloemen, genaaldheid en geslachtsverdeling. In het algemeen is het aartje tot 11 mm lang en bevat het meestal twee bloempjes. Ook kunnen tot vier bloempjes voorkomen. Het onderste bloempje is mannelijk en heeft een knievormige rugnaald. Het bovenste bloempje is tweeslachtig en heeft meestal een korte of helemaal geen kafnaald. Het binnenste kroonkafje (palea) is klein, dun en vliezig. Het buitenste kroonkafje (lemma) is stevig, groot en groen. De aartjes zijn eerst glanzend groen en worden later bruin of purperkleurig. De 10-30 cm lange pluim is vroeg in het seizoen rechtopstaand, maar spreidt zich later uit. De vrucht is een graanvrucht.
Knolglanshaver bloeit van mei tot september.
Arrhenatherum elatius subsp. bulbosum é uma subespécie de planta com flor pertencente à família Poaceae.
A autoridade científica da subespécie é (Willd.) Schübl. & G. Martens, tendo sido publicada em Flora von Würtemberg 70. 1834.[1][2]
Os seus nomes comuns são aveia-de-rosário, balanquinho, erva-de-conta, grama-de-caroço ou noselha.[3]
Trata-se de uma subespécie presente no território português, nomeadamente em Portugal Continental, no Arquipélago dos Açores e no Arquipélago da Madeira.
Em termos de naturalidade é nativa de Portugal Continental e do Arquipélago dos Madeira e introduzida no Arquipélago dos Açores.
Não se encontra protegida por legislação portuguesa ou da Comunidade Europeia.
Arrhenatherum elatius subsp. bulbosum é uma subespécie de planta com flor pertencente à família Poaceae.
A autoridade científica da subespécie é (Willd.) Schübl. & G. Martens, tendo sido publicada em Flora von Würtemberg 70. 1834.
Os seus nomes comuns são aveia-de-rosário, balanquinho, erva-de-conta, grama-de-caroço ou noselha.