Duifkruid (Scabiosa columbaria) is een vaste plant uit de kamperfoeliefamilie (Caprifoliaceae). De soort staat op de Nederlandse Rode lijst van planten als zeldzaam en zeer sterk in aantal afgenomen.
De plant wordt 30-90 cm hoog. De onderste bladeren zijn liervormig tot lierdelig en hebben een grote eironde eindlob. De verdere bladeren zijn fijner gedeeld en een- of twee maal veerspletig.
Duifkruid bloeit van juli tot september met roodachtig lila, soms witte bloemen, die in een 1,5-3,5 cm breed hoofdje zijn gerangschikt. De zoom van het vliezige, bijzonder omwindsel (omwindsel van schutbladeren) staat breed uit. Op de bloembodem staan stroschubben. De vrucht is een nootje.
De bloemen worden veel door vlinders en bijen bezocht.
Duifkruid komt voor in Eurazië en in Nederland in Zuid-Limburg en het rivierengebied. Cultivars van duifkruid worden in de siertuin gebruikt. Duifkruid komt tussen het gras voor op matig vochtige, kalkrijke grond. Op Begraafplaats Bergklooster in Zwolle bevindt zich de grootste groeiplaats van Nederland.[1] In augustus 2007 werden hier vierduizend bloeiende planten geteld. Het totale aantal bedroeg elfduizend.[1]
Het duifkruid is een kensoort voor de klasse van de kalkgraslanden (Festuco-Brometea).
Duifkruid (Scabiosa columbaria) is een vaste plant uit de kamperfoeliefamilie (Caprifoliaceae). De soort staat op de Nederlandse Rode lijst van planten als zeldzaam en zeer sterk in aantal afgenomen.