De botervis (Pholis gunnellus) is een straalvinnige zeevis uit de orde van de baarsachtigen (Perciformes). De naam dankt de vis aan zijn bijzonder glibberige huid. De naam botervis wordt ook gebruikt voor vissen uit de familie slangmakrelen die soms botermakreel of botervis worden genoemd.
De botervis wordt circa 25 centimeter lang en heeft een lang, slank postuur. Er is een lange, lage, stekelige rugvin. Ook op de borstvin zitten kleine stekeltjes. Er bevinden zich 9 tot 13 oogvlekken langs de basis van de rugvin.
De vis leeft in ondiep water, dicht bij de bodem. Het dier is aan te treffen in rotspoeltjes en tussen zeewier op een diepte van 0 tot 100 meter. Ze eten wormen, kreeftjes en weekdiertjes.
De paaitijd is midden in de winter: januari of februari. De 80-200 eitjes worden in klonten gelegd in rotsspleten of onder schelpen. Ze worden door de volwassen vissen bewaakt.
Botervissen komen voor in de noordelijke Atlantische Oceaan, de Witte Zee, de Noordzee en de Oostzee. Rondom IJsland komt de soort voor maar ze ontbreekt bij oostelijk Groenland, Spitsbergen en Nova Zembla.[bron?]
De botervis was in de jaren 1980 een vrij algemene vis van het Nederlandse kustwater. De soort staat nu als kwetsbaar op de Nederlandse Rode Lijst maar niet op de internationale Rode Lijst van de IUCN. De botervis is niet van belang voor de visserij. Het dier is ongevaarlijk. Het voorkomen van de botervis wordt door de stichting ANEMOON met behulp van waarnemingen door sportduikers in de Oosterschelde en het Grevelingenmeer sinds 1994 gemonitord.
De botervis (Pholis gunnellus) is een straalvinnige zeevis uit de orde van de baarsachtigen (Perciformes). De naam dankt de vis aan zijn bijzonder glibberige huid. De naam botervis wordt ook gebruikt voor vissen uit de familie slangmakrelen die soms botermakreel of botervis worden genoemd.