Fiddler crabs are small, semi-terrestrial crabs in the genus Uca that are distinctive in the extreme size difference between the left and right claws in males. They are most closely related to the ghost crabs (genus Ocypode). As of 2007, there were 97 recognized species/subspecies of fiddler crabs. Crane (1975) produced a landmark work on fiddler crab biology and systematics which is widely available online.Crane recognized 62 species, most of which are still recognized as valid, although many of her subspecies are now generally treated as full species and several additional species have been described subsequent to her publication. These taxonomic changes were detailed by Rosenberg (2001) and are summarized by him at http://www.fiddlercrab.info/uca_systematics.html.
All fiddler crabs are largely diurnal, active at low tide, and gregarious. They feed by filtering bits of organic matter from the shore surface. The small claw, which is specialized for lifting mud or sand, rhythmically brings pinches to the mouthparts. Here food is separated from the mineral matter which, accumulating outside, is periodically wiped off and dropped to form a growing line of pellets.
Male fiddler crabs wave their "major claw" (the large claw) to attract females and repel male rivals. Males may also produce sounds by stridulation and substrate-thumping and even build structures near their burrows to help attract mates. Mating generally occurs once the male has led the female into his burrow (Brusca and Brusca 2003). A variety of videos showing fiddler crabs feeding, displaying, and mating can be viewed at http://www.fiddlercrab.info/uca_video.html.
Fertilized female fiddler crabs carry hundreds or thousands of eggs beneath the abdomen (females in this condition are sometimes known as "sponge" crabs). When the eggs are ready to hatch, the female enters the water and the eggs release microscopic free-swimming larvae. These early stage larvae are known as zoeae or zoeas (singular: zoea). The larvae live in the open water as part of the plankton. As they grow, they pass through a number of molt stages. Older post-larval crabs are known as megalopa (plural: megalopae, megalopa, or megalopas). At the end of the final larval stage, the larvae molt into immature crabs. The amount of time spent as a swimming larva (i.e, from hatching to true crab stage) varies among species, but ranges from a few weeks to a few months. The crabs return to land and begin to grow. Juvenile male and female crabs look alike. As they grown larger and mature into adults, the secondary sexual characteristics (such as the asymmetric claws) begin to develop. Adult crabs mate and the cycle starts over again.
The approximate geographic distributions of the various fiddler crab species of the world (based largely on Crane 1975 but updated with new information up to around 2005) are available at http://www.fiddlercrab.info/uca_maps.html. A comprehensive list of fiddler crab literature references through around 2006 is available from http://www.fiddlercrab.info/.
Fiddler crabs have been the subject of many investigations of behavior, especially with respect to sexual selection and the function of the male's enlarged claw . Summaries of a sampling of such research can be found on the Science News website.
(Crane 1975; Rosenberg 2001; www.fiddlercrab.info)
Vioolspelerkrappe is 'n genus van krappe waarvan die mannetjies een groot en een klein klou het. Hulle leef op land in modder of op sand naby strande. Die groep se naam kom van hierdie krappe se gewoonte om hul vergrote klou heen en weer voor die liggaam te beweeg, asof dit 'n viool speel.
Wikimedia Commons het meer media in die kategorie Vioolspelerkrap.Vioolspelerkrappe is 'n genus van krappe waarvan die mannetjies een groot en een klein klou het. Hulle leef op land in modder of op sand naby strande. Die groep se naam kom van hierdie krappe se gewoonte om hul vergrote klou heen en weer voor die liggaam te beweeg, asof dit 'n viool speel.
Els crancs violinistes (Uca) són un gènere de crancs marins. N'hi ha unes 94 espècies i són d'hàbits semiterrestres.[1] Són cranc petits i l'espècie més grossa fa uns 5 cm. Es troben a les platges i zones entre marees i aiguamolls. La seva distribució és a Àfrica occidental, Atlàntic occidental, Pacífic, Indo-Pacífic. Es reconeixen de seguida per la seva asimetria en les pinces.
Aquests crancs es comuniquen per seqüències d'onades i gestos;[2] els mascles es barallen amb les pinces i fan rituals d'aparellament. Algunes persones les fan servir de mascotes. L'espècie Uca tangeri es troba als mercats com a comestibles sota el nom de boca.
| width=" align="left" valign="top" |
| width=" align="left" valign="top" |
| width=" align="left" valign="top" |
|}
Els crancs violinistes (Uca) són un gènere de crancs marins. N'hi ha unes 94 espècies i són d'hàbits semiterrestres. Són cranc petits i l'espècie més grossa fa uns 5 cm. Es troben a les platges i zones entre marees i aiguamolls. La seva distribució és a Àfrica occidental, Atlàntic occidental, Pacífic, Indo-Pacífic. Es reconeixen de seguida per la seva asimetria en les pinces.
Aquests crancs es comuniquen per seqüències d'onades i gestos; els mascles es barallen amb les pinces i fan rituals d'aparellament. Algunes persones les fan servir de mascotes. L'espècie Uca tangeri es troba als mercats com a comestibles sota el nom de boca.
Жаңсагыч крабдар (лат. Uca) — оң буттуу рак түспөлдүүлөр түркүмүндөгү бир уруу.
Violonkrabo aŭ Violonista krabo, estas genro de proksimume 100 specioj de duon-teraj markraboj kiuj formas la genron Uca.[1] Kiel membroj de la familio Ocipodedoj, la Violonkraboj estas plej proksime rilataj al la kraboj de la genro Ocypode. Tiu tuta grupo estas komponita de malgrandaj kraboj – el kiuj la plej granda estas iome super du colojn. Violonkraboj troviĝas laŭlonge de strandoj kaj saletaj intertajdaj kotejoj, lagunoj kaj marĉoj.
Ĉefa morfologia karaktero distingila estas unu pinĉila brako (Kelipedo) multe pli ampleksa ol la mala.
Violonkrabo aŭ Violonista krabo, estas genro de proksimume 100 specioj de duon-teraj markraboj kiuj formas la genron Uca. Kiel membroj de la familio Ocipodedoj, la Violonkraboj estas plej proksime rilataj al la kraboj de la genro Ocypode. Tiu tuta grupo estas komponita de malgrandaj kraboj – el kiuj la plej granda estas iome super du colojn. Violonkraboj troviĝas laŭlonge de strandoj kaj saletaj intertajdaj kotejoj, lagunoj kaj marĉoj.
Ĉefa morfologia karaktero distingila estas unu pinĉila brako (Kelipedo) multe pli ampleksa ol la mala.
Viittoilijaravut (Uca) on taskurapujen suku. Sukuun kuuluu yli sata lajia. Ne elävät osan ajasta kuivalla maalla. Urosten saksilla on iso kokoero.[1]
Viittoilijarapu-uroksen suurempi saksi voi sisältää kolmanneksen tai jopa puolet koko ravun massasta. Sitä käytetään vain mahtailuun ja taisteluihin, syömiseen uros käyttää pienempää sakseaan. Naaraan molemmat sakset ovat suunnilleen samaa kkoluokkaa kuin uroksen pienempi saksi.[2]
Viittoilijaravut (Uca) on taskurapujen suku. Sukuun kuuluu yli sata lajia. Ne elävät osan ajasta kuivalla maalla. Urosten saksilla on iso kokoero.
Viittoilijarapu-uroksen suurempi saksi voi sisältää kolmanneksen tai jopa puolet koko ravun massasta. Sitä käytetään vain mahtailuun ja taisteluihin, syömiseen uros käyttää pienempää sakseaan. Naaraan molemmat sakset ovat suunnilleen samaa kkoluokkaa kuin uroksen pienempi saksi.
Wenkkrabben vormen een geslacht van circa 97 verschillende krabben in de familie Ocypodidae. De taxonomische geslachtsnaam is Uca.
Bij de mannetjes is een van de scharen naar verhouding zeer groot.
Wenkkrabben komen vooral voor in mangrovebossen en op stranden langs tropische en subtropische kusten van de Atlantische Oceaan en de Stille Zuidzee. In Europa is alleen in het zuidwesten van het Iberisch Schiereiland een soort inheems: Uca tangeri.
Gedurende hoogwater (vloed) verschuilen ze zich in hun zelf gegraven holletjes die tot 60 cm diep kunnen zijn. Bij eb kruipen ze naar buiten en dwalen ze over het strand.
Het rugschild van wenkkrabben wordt tussen de 2 en 4,5 cm breed. Hun ogen dragen ze op steeltjes. Ze leven hooguit twee jaar.
Ze behoren tot de orde der Decapoda en hebben dus tien poten. Twee daarvan zijn uitgerust met scharen. De grote schaar van het mannetje wordt alleen gebruikt voor uiterlijk vertoon en tijdens gevechten. De schaar vormt een derde tot de helft van het lichaamsgewicht. Eten doen mannelijke wenkkrabben uitsluitend met de kleine schaar. Als ze de grote schaar verliezen, bijvoorbeeld in een gevecht met een ander mannetje, groeit bij de meeste soorten de kleine schaar uit tot een nieuwe grote schaar. Uit het stompje van de verloren schaar groeit een nieuwe kleine schaar.
Australische wenkkrabben blijken een vorm van burenhulp te kennen. Als een vreemde wenkkrab het territorium binnenwandelt, zal de buurman van de aldaar levende wenkkrab zijn buurman helpen bij het verjagen van de nieuwkomer - mits die nieuwkomer een bedreiging vormt, bijvoorbeeld omdat hij groter is. Vormt de nieuwkomer geen bedreiging, dan staat de buurman er alleen voor.[1]
Het voedsel bestaat vooral uit algen en verder alles wat ze op drooggevallen stranden kunnen vinden.
Zelf zijn de wenkkrabben voedsel voor strand- en kustvogels en voor andere dieren die in hun leefgebied leven.
Het vrouwtje kiest meestal een partner uit meerdere mannetjes, die allemaal met hun grote schaar staan te wenken voor hun holletjes. Na de paring verschuilt het vrouwtje zich gedurende twee weken in haar hol, waarbij ze de kluit eieren vasthoudt met haar achterste poten. In die tijd rijpen de larven in de eieren. Na twee weken worden de eieren uitgezet in getijdewater, waar de larven uit de eitjes komen. In enkele stadia ontwikkelen ze zich in het water, alvorens als krab aan land te gaan.
Wenkkrabben vormen een geslacht van circa 97 verschillende krabben in de familie Ocypodidae. De taxonomische geslachtsnaam is Uca.
Bij de mannetjes is een van de scharen naar verhouding zeer groot.
Vinkekrabbar (Uca) er ei slekt tropiske krabbar som finst langs dei fleste kontinentalkystar frå Middelhavet og sørover. Hannar av slekta er lette å kjenne att på dei asymmetriske klørne: den ein kloa er enormt forstørra i høve til den andre, og opptek ofte mellom ein tredel og halvparten av kroppsmassen til dyret. Desse kjempeklørne har gjeve dyra namnet sitt; dei «vinkar» med klørne både under kurtise og territorialkampar.
Det finst 97 artar vinkekrabbe fordelt på ni underslekter.
Vinkekrabbane er ganske små krabbar, som regel med ein skaldiameter på 2-4,5 cm. Hannen sin klo utgjer ein stor del av kroppen, og kan nå storleikar på opptil 5 cm. Fargen på dyret kan vera brun, blågrøn, turkis, svart, gul eller oransje, og er vanlegvis mørkare om natta enn om dagen.
Vinkekrabbane heldt til på strender og i mangroveskog i tidvassområdet, og er hovudsakleg aktive ved lågvatn. Ved høgvatn ligg dei gøymd i opptil 60 cm djupe, luftfylte holer som dei grev ut sjølv. Ein krabbe går aldri langt frå hola si. Sjølv om dei tydelegvis føretrekk tørt å opphalda seg i luft, pustar dei med gjeller som dei treng å halda fuktige.
Vinkekrabbar et hovudsakleg sand og slam, som dei filtrerer næringsrike mikroorganismar (m.a. alger, sopp, detritus) ut av. Dei nyttar dei korte klørne til å skuffa sanda og slammet inn i munnen. Sidan dei enorme klørne til hannane ikkje passar til dette, brukar dei dobbelt så mykje tid på å ta til seg føde som det hoene gjer. Når sanda er tømd for næring, spyttar dei ho ut att i form av ein liten ball.
Det er under kurtisen dei store klørne hovudsakleg vert brukt. Då vinkar hannane med dei høgt i lufta, og dunkar dei i bakken. Det hender òg at hannar slost med kvarandre, noko ein trur er for å imponera hoer. Om ein hann mistar den store kloa si, vil den minste ta til å veksa, og ei ny eteklo vil veksa ut der den store sat. I det minste hjå nokre artar må klørne veksa i samband med skalskifte.
Hoa ber dei befrukta egga på undersida av kroppen. Medan dei utviklar seg, forlet ho ikkje hola på to veker. Når denne tida er over, slepp ho egga ut i vatnet, der dei tek til å leva planktonisk. Etter to veker kryp dei opp på land att. Vinkekrabbar lever sjeldan meir enn to år, i fangenskap opp til tre.
Vinkekrabbar (Uca) er ei slekt tropiske krabbar som finst langs dei fleste kontinentalkystar frå Middelhavet og sørover. Hannar av slekta er lette å kjenne att på dei asymmetriske klørne: den ein kloa er enormt forstørra i høve til den andre, og opptek ofte mellom ein tredel og halvparten av kroppsmassen til dyret. Desse kjempeklørne har gjeve dyra namnet sitt; dei «vinkar» med klørne både under kurtise og territorialkampar.
Det finst 97 artar vinkekrabbe fordelt på ni underslekter.
Multimedia w Wikimedia Commons Uca – rodzaj krabów morsko-lądowych obejmujący blisko 100 gatunków (często spotykanych pod nazwą krab skrzypek). Zaliczany do rodziny Ocypodidae, jest najbliżej spokrewniony z krabami z rodzaju Ocypode. Cały rodzaj składa się z krabów o małych rozmiarach – największe mają niewiele ponad 5 cm długości. Kraba skrzypka można znaleźć na morskich plażach, słonawych, błotnistych obszarach pływowych, lagunach i mokradłach.
Tak jak inne kraby, skrzypki zmieniają pancerz w miarę rośnięcia. Jeżeli wcześniej straciły szczypce lub inne odnóża, po linieniu na miejscu brakujących pojawią się nowe. Jeżeli stracą duże szczypce (tylko jedne z pary wyróżniają się wielkością) odzyskają je po linieniu, ale po przeciwnej stronie. Na krótko po linieniu kraby są bardzo wrażliwe, ze względu na nowy, delikatny pancerz. W tym okresie unikają kontaktu i ukrywają się aż do stwardnienia nowego pancerza.
Znajdywany w słonych moczarach, na piaszczystych i błotnistych plażach Afryki Zachodniej, zachodniego Atlantyku, wschodniego Pacyfiku oraz Indo-Pacyfiku, jest łatwo rozpoznawalny dzięki wyraźnie asymetrycznym szczypcom, występującym wyłącznie u samców. Samce chełpią się przerośniętymi szczypcami, które odgrywają ważną rolę w zalotach, a także są istotnymi sygnalizatorami dla przedstawicieli tego samego gatunku. Ruch małych szczypiec do otworu gębowego podczas odżywiania zainspirował nazwę zwyczajową dla krabów z rodzaju Uca – krab skrzypek. Małe szczypce przypominają smyczek, którym krab gra na dużych szczypcach, jak na skrzypcach.
Małymi szczypcami unosi fragmenty osadów do otworu gębowego, gdzie ich zawartość zostaje przesiana. Kiedy wszystko, co jadalne zostaje oddzielone – mogą to być algi, drobnoustroje, grzyby lub detrytus – pozostały osad zostaje zwrócony w formie małej kulki. Obecność tych osadowych kulek przed wejściem do nory doskonale informuje o jej lokatorze. Niektórzy eksperci uważają, że zwyczaje żywieniowe tych krabów odgrywają kluczową rolę dla przetrwania podmokłych środowisk - przesiewając piasek znacząco napowietrzają podłoże.
Krab skrzypek żyje raczej krótko, do 2 lat na wolności, i do 3 w niewoli. W okresie godów samce wymachują dużymi szczypcami i stukają nimi o podłoże, aby przyciągnąć samice. Zdarzają się także walki między samcami, mające prawdopodobnie zaimponować samicom. Jeżeli krab skrzypek straci duże szczypce, małe z tej samej pary zaczną rosnąć i wydłużać się. Natomiast kikut po odjętych dużych szczypcach zregeneruje się i powstaną małe szczypce. U niektórych gatunków w tym samym przypadku małe szczypce pozostaną małe, a duże zregenerują się stopniowo podczas kolejnych linień – po pierwszym będą mniej więcej o połowę mniejsze.
Samica kraba skrzypka nosi jaja zgromadzone w spodniej części ciała. Pozostaje w norze przez dwutygodniowy okres, po którym nieśmiało wychodzi, aby uwolnić jaja z odpływem. Larwy prowadzą planktoniczny tryb życia przez ok. dwa tygodnie.
Uca – rodzaj krabów morsko-lądowych obejmujący blisko 100 gatunków (często spotykanych pod nazwą krab skrzypek). Zaliczany do rodziny Ocypodidae, jest najbliżej spokrewniony z krabami z rodzaju Ocypode. Cały rodzaj składa się z krabów o małych rozmiarach – największe mają niewiele ponad 5 cm długości. Kraba skrzypka można znaleźć na morskich plażach, słonawych, błotnistych obszarach pływowych, lagunach i mokradłach.
Tak jak inne kraby, skrzypki zmieniają pancerz w miarę rośnięcia. Jeżeli wcześniej straciły szczypce lub inne odnóża, po linieniu na miejscu brakujących pojawią się nowe. Jeżeli stracą duże szczypce (tylko jedne z pary wyróżniają się wielkością) odzyskają je po linieniu, ale po przeciwnej stronie. Na krótko po linieniu kraby są bardzo wrażliwe, ze względu na nowy, delikatny pancerz. W tym okresie unikają kontaktu i ukrywają się aż do stwardnienia nowego pancerza.
Vinkarkrabbor (Uca) är ett släkte av krabbor som utmärks av att hanarna har en klo som är betydligt större än deras andra klo.
Gruppen har fått sitt namn efter ett beteende som hanarna uppvisar. De utför nämligen vinkande rörelser med den förstorade klon för att attrahera honor och skrämma bort andra hanar. Den förstorade klon kan stå för hälften av krabbhanens kroppsvikt.
Vinkarkrabbor förekommer på leriga stränder och i mangroveträsk längs kuster i varmare delar av världen. Deras föda är sådana organiska partiklar som förekommer i dyn.
När vinkarkrabbor äter använder de klorna för att föra dypartiklar till munnen. Det som är ätbart tar de till vara och det som är oätbart spottar de ut. På grund av sin förstorade klo måste hanarna använda betydligt mer tid till att äta än honorna, då den stora klon inte lämpar sig att använda för att föra föda till munnen. Honornas klor som båda är av normal storlek gör därför att de effektivare än hanarna kan samla föda.
De flesta vinkarkrabbor är små krabbor, upp till omkring 4 centimeter i längd. Närmast besläktade med vinkarkrabbor är spökkrabbor, släktet Ocypode.
Wikimedia Commons har media som rör vinkarkrabbor.
_cleaned.png){kind=small}
Denna kräftdjursrelaterade artikel saknar väsentlig information. Du kan hjälpa till genom att tillföra sådan.
Vinkarkrabbor (Uca) är ett släkte av krabbor som utmärks av att hanarna har en klo som är betydligt större än deras andra klo.
Gruppen har fått sitt namn efter ett beteende som hanarna uppvisar. De utför nämligen vinkande rörelser med den förstorade klon för att attrahera honor och skrämma bort andra hanar. Den förstorade klon kan stå för hälften av krabbhanens kroppsvikt.
Vinkarkrabbor förekommer på leriga stränder och i mangroveträsk längs kuster i varmare delar av världen. Deras föda är sådana organiska partiklar som förekommer i dyn.
När vinkarkrabbor äter använder de klorna för att föra dypartiklar till munnen. Det som är ätbart tar de till vara och det som är oätbart spottar de ut. På grund av sin förstorade klo måste hanarna använda betydligt mer tid till att äta än honorna, då den stora klon inte lämpar sig att använda för att föra föda till munnen. Honornas klor som båda är av normal storlek gör därför att de effektivare än hanarna kan samla föda.
De flesta vinkarkrabbor är små krabbor, upp till omkring 4 centimeter i längd. Närmast besläktade med vinkarkrabbor är spökkrabbor, släktet Ocypode.
Còng có thể là một trong số 100 loài cua biển sống nửa trên cạn (semi-terrestrial), được gọi là chi Uca. Là thành viên của họ Ocypodidae, còng là loài cua có quan hệ gần nhất với loài cua ma thuộc chi Ocypode. Toàn bộ nhóm cua này bao gồm những con cua có kích thước giữa con to nhất và bé nhất chỉ là 2,5 cm bề ngang. Loài cua này có thể được tìm thấy ở các bãi biển và các bãi bùn lầy thủy triều, đầm phá và đầm lầy. Còng được biết đến với đặc điểm cặp càng dị hình theo giới tính; cua đực có cặp hàng không đều với 1 càng lớn hơn rất nhiều càng kia, trong khi con cái có hai cặp càng đều nhau.
Giống các loài cua khác, còng thay vỏ khi lớn lên. Nếu chúng mất chân hoặc càng trong chu kỳ lớn, một cái chân hoặc càng mới sẽ được thay thế khi chúng lột xác. Nếu càng lớn bị mất, con đực sẽ phát triển càng lớn mới ở phía càng đối diện khi lột xác. Cua mới lột xác rất dễ bị tổn hại do chúng có vỏ mềm. Chúng sống ẩn dật cho đến khi cần lớp vỏ mới.
Những con còng có nhịp sinh học cố định trong phòng thí nghiệm kiểm soát với bối cảnh bắt chước thủy triều xuống và dòng chảy của thủy triều. Chúng có màu tối vào ban ngày và màu sáng vào ban đêm.
Do dễ dàng được tìm thấy tại các khu rừng ngập mặn, trong các khu đầm lầy ngập mặn, và bãi cát hoặc bãi lầy ở biển của Tây Phi, Tây Đại Tây Dương, Đông Thái Bình Dương, và Ấn Độ - Thái Bình Dương, loài cua này dễ nhận ra bởi cặp càng không đều.
Còng giao tiếp bằng một chuỗi các động tác và cử chỉ vẫy tay; các con đực có càng quá khổ; được sử dụng khi đụng độ cho cuộc chiến theo nghi thức để dành được con cái và thể hiện ý định của chúng giữa các con cùng loài.
Càng nhỏ của con đực nhặt những mẩu cặn từ đất và đưa lên miệng để sàng, khiến cho còng là loài ăn bùn bã. Sau khi bất cứ thứ gì ăn được được tận dụng, có thể là tảo, vi khuẩn, nấm hoặc các mảnh vụn phân hủy khác, cặn này được thay thế dưới dạng một quả bóng nhỏ. Điều này tạo ra những quả bóng cặn bên cạnh những hốc thể hiện nơi ở của chúng.Nhiều chuyên gia tin rằng tập tính kiếm ăn của loài này có vai trò quan trọng trong việc bảo tồn môi trường đất ngập nước; bằng việc sàng cát, chúng đã làm thoáng khí nền đất và ngăn chặn tình trạng yếm khí.
Còng có vòng đời khá ngắn với thời gian không quá hai năm (có thể là ba năm nếu được bắt giữ). Con đực sử dụng càng to lớn để thực hiện màn ve vãn những con cái. Các con cái sẽ chọn bạn đời dựa trên kích thước của càng và chất lượng của màn trình diễn trên. Đối với nhiều loài còng, con cái ở trong hốc của con đực trong khi đẻ một ổ trứng. Nghiên cứu cho thấy kích thước càng chính của con đực cũng có thể liên quan đến chiều rộng của hố; chiều rộng của hố ảnh hưởng đến nhiệt độ ấp trứng. Do đó, con cái chọn bạn đời dựa vào kích thước càng của nó ám chỉ mong muốn môi trường tốt nhất cho trứng. Màn trình diễn cũng được cho rằng thể hiện sự khỏe mạnh của con đực; màn trình diễn này càng mạnh mẽ thì càng khó thực hiện và do đó đòi hỏi con được cần phải ở điều kiện sức khỏe tốt nhất. Điều này cho thấy con đực sẽ giúp cho ra những con non khỏe.
Các con đực tranh đấu với nhau bằng cặp càng chính. Nếu con đực mất đi càng lớn thì nó sẽ bắt đầu mọc chiếc càng lớn hơn ở phía càng nhỏ và sau đó hồi phục chiếc càng đã mất thành càng nhỏ mới. Đối với ít nhất một vài loài còng, sau khi mất càng lớn, chúng vẫn sẽ giữ càng nhỏ và càng lớn sẽ hồi phục dần trong một vài lần lột xác, với kích thường khoảng bằng một nửa càng cũ của nó sau lần lột xác thứ nhất. Con cái để trứng ở số lượng lớn trên lưng của nó. Nó sẽ ở trong hố trong hai tuần đầu mang trứng, sau đó nó chui ra và đi tới thủy triều rút để thả trứng. Ấu trùng sẽ duy trì ở dạng sinh vật phù du trong hai tuần tiếp theo.
Các loài còng như Uca mjoebergi đã được quan sát thấy biểu hiện của việc lừa gạt về khả năng chiến đấu của mình. Sau khi mọc lại càng đã mất, nó đôi khi sẽ mọc lại càng yếu hơn mà vẫn đe dọa được những con cua nhỏ hơn nhưng có càng khỏe hơn. Đây là ví dụ về việc phát tiến hiệu không thật.
Chức năng kép của càng lớn của loài còng tạo ra một câu hỏi về tiền hóa hóc búa rằng việc cơ chế càng phục vụ tốt nhất cho việc chiến đấu không khớp với cơ chế tốt nhất dành cho việc trình diễn.
Việc phân chi Uca là không chưa thực sự nhất quán, nhưng có ít nhất 100 loài được sắp xếp trong số 9 phân chi như sau:
Loài còng thỉnh thoảng được giữ làm vật nuôi. Những con cua này có trong các cửa hàng vật nuôi thường có nguồn gốc từ các đầm nước lợ. Do chúng sống ở các vùng nước ít mặn hơn, các cửa hàng có thể gọi chúng là cua nước ngọt, nhưng chúng không thể sống mãi trong nước ngọt.
Còng có thể là một trong số 100 loài cua biển sống nửa trên cạn (semi-terrestrial), được gọi là chi Uca. Là thành viên của họ Ocypodidae, còng là loài cua có quan hệ gần nhất với loài cua ma thuộc chi Ocypode. Toàn bộ nhóm cua này bao gồm những con cua có kích thước giữa con to nhất và bé nhất chỉ là 2,5 cm bề ngang. Loài cua này có thể được tìm thấy ở các bãi biển và các bãi bùn lầy thủy triều, đầm phá và đầm lầy. Còng được biết đến với đặc điểm cặp càng dị hình theo giới tính; cua đực có cặp hàng không đều với 1 càng lớn hơn rất nhiều càng kia, trong khi con cái có hai cặp càng đều nhau.
Giống các loài cua khác, còng thay vỏ khi lớn lên. Nếu chúng mất chân hoặc càng trong chu kỳ lớn, một cái chân hoặc càng mới sẽ được thay thế khi chúng lột xác. Nếu càng lớn bị mất, con đực sẽ phát triển càng lớn mới ở phía càng đối diện khi lột xác. Cua mới lột xác rất dễ bị tổn hại do chúng có vỏ mềm. Chúng sống ẩn dật cho đến khi cần lớp vỏ mới.
Những con còng có nhịp sinh học cố định trong phòng thí nghiệm kiểm soát với bối cảnh bắt chước thủy triều xuống và dòng chảy của thủy triều. Chúng có màu tối vào ban ngày và màu sáng vào ban đêm.
招潮蟹屬（學名：Uca），又名招潮屬、提琴手蟹[2]，属中包含95个種。其最大的特徵是雄蟹擁有一大一小相差懸殊的一對螯。
招潮屬原為沙蟹科招潮亞科之下的一個屬，2005年招潮亞科獲提升至科級，屬沙蟹總科。
招潮蟹會做出舞動大螯的動作，像是在招喚潮水似的，所以得名；這動作也像在拉小提琴，所以又叫作「提琴手蟹」。[2]
招潮蟹有一對火柴棒般突出的眼睛。雄蟹擁有一隻大螯和一支小螯，大螯其中一隻跟蟹身其餘部份差不多大，而且顏色鮮艷，有特別的圖案；重達該蟹總體重的一半，長度可為該蟹甲殼直徑的三倍以上。[3]雌蟹外觀上除了兩隻螯都是很小的之外，基本上和雄蟹一樣。
弧邊招潮蟹Uca arcuata
招潮蟹在紅樹林根部的洞穴
シオマネキ（潮招、望潮）は、エビ目（十脚目）・スナガニ科・シオマネキ属 Uca に分類されるカニの総称。オスの片方の鋏脚（はさみ）が大きくなることで知られる分類群である。日本ではこの中の一種 Uca arcuata (De Haan, 1833) に「シオマネキ」の標準和名が充てられる。
横長の甲羅をもち、甲幅は20mmほどのものから40mmに達するものまで種類によって差がある。複眼がついた眼柄は長く、それを収める眼窩も発達する。地表にいるときは眼柄を立てて周囲を広く見渡す。歩脚はがっちりしていて逃げ足も速い。オスの片方の鋏脚とメスの両方の鋏脚は小さく、砂をすくうのに都合がよい構造をしている。
成体のオスは片方の鋏脚が甲羅と同じくらいまで大きくなるのが特徴で、極端な性的二形のためオスとメスは簡単に区別がつく。鋏脚は個体によって「利き腕」がちがい、右が大きい個体もいれば左が大きい個体もいる。生息地ではオス達が大きな鋏脚を振る「ウェービング（waving）」と呼ばれる求愛行動が見られる。和名「シオマネキ」は、この動作が「潮が早く満ちてくるように招いている」ように見えるためについたものである。英名"Fiddler crab"の"Fiddler"はヴァイオリン奏者のことで、やはりこれもウェービングの様子を表した名前といえる。
中国では、古来から「招潮子」（潮を招くもの）の名称で知られており、『太平御覧』巻943引『嶺表録異』では、「招潮子、また蜞蟛の属にして、殻白色を帯ぶ。海畔の潮多きに、潮来るを欲すれば、皆坎を出でて螯を挙げて望むが如し。故に俗に招潮と呼ぶなり。」（招潮子は岩ガニの仲間であり、殻は白色を帯びている。海辺の潮間帯で、満潮が訪れようとする際、皆穴を出て鋏脚を挙げて満潮を待ち受けるようである。そのため俗に潮を招くものと呼ぶのである。）との記述がある。
熱帯・亜熱帯地域の、河口付近の海岸に巣穴を掘って生息する。種類ごとに好みの底質があり、干潟・マングローブ・砂浜・転石帯でそれぞれ異なる種類が生息する。巣穴は通常満潮線付近に多く、大潮の満潮時に巣穴が海面下になるかどうかという高さにある。潮が引くと海岸の地表に出てきて活動する。食物は砂泥中のプランクトンやデトリタスで、鋏で砂泥をつまんで口に入れ、砂泥に含まれる餌を濾過摂食する。一方、天敵はサギ、シギ、カラスなどの鳥類や沿岸性の魚類である。敵を発見すると素早く巣穴に逃げこむ。
海岸の干拓・埋立・浚渫などで生息地が減少し、環境汚染などもあって分布域は各地で狭まっている。風変わりなカニだけに自然保護のシンボル的存在となることもある。
日本産シオマネキ類は10種類ほどが知られるが、九州以北では西日本にシオマネキとハクセンシオマネキの2種類だけが分布する。南西諸島や小笠原諸島では多くの種類が見られる。
ヤエヤマシオマネキ(雄個体・正面)
ヤエヤマシオマネキ(雄個体・背面)
シオマネキ（潮招、望潮）は、エビ目（十脚目）・スナガニ科・シオマネキ属 Uca に分類されるカニの総称。オスの片方の鋏脚（はさみ）が大きくなることで知られる分類群である。日本ではこの中の一種 Uca arcuata (De Haan, 1833) に「シオマネキ」の標準和名が充てられる。
