Der Knappe (Spilostethus saxatilis) gehört zu den Bodenwanzen (Lygaeidae). Während viele Bodenwanzen braun oder schwarz gefärbt sind, tragen etliche Vertreter der Lygaeinae eine auffallende rot-schwarze Warnfärbung, so auch diese Wanze.
Der Knappe erreicht Körperlängen zwischen 8,5 und 12,5 Millimetern. Seine Körperform ist langoval. Das Tier ist besonders durch die roten Flecken unterschiedlicher Form auf schwarzem Grund gekennzeichnet. Der Halsschild (Pronotum) trägt drei rote Längsstreifen, das Corium der Vorderflügel (Hemielytre) ist stark rot gefleckt, alle Ränder des Corium sind schwarz, die Membran ist ebenso schwarz gefärbt. Die hyalinen Hinterflügel sind angedunkelt. Die Flügel sind voll funktionsfähig und die schwarzen Laufbeine dieser Wanze sind gut ausgebildet. Die Segmente des Hinterleibsrandes (Konnexivum) sind abwechselnd rot und schwarz gefärbt.
Der Knappe ist vor allem im südlichen Mitteleuropa, in Südeuropa und im gesamten Mittelmeerraum verbreitet. Sein Areal reicht über Kleinasien bis in die Kaspische Region. In Deutschland verläuft die nördliche Verbreitungsgrenze durch Nordrhein-Westfalen, Hessen, Thüringen und Sachsen. In Norddeutschland wurden bisher nur Einzeltiere gefunden. Die Art ist nicht häufig, am Rand ihrer Verbreitung sogar eher selten, in Österreich kommt die Wanzenart aber häufiger vor. In den Alpen und in wärmebegünstigten Lagen ist die Wanze bis in Höhenlagen von 1000 Metern zu finden. Die Art kommt überwiegend in trockenen und warmen Offenlandbiotopen vor. Vielfach ist sie auch in feuchteren Habitaten wie Moore und Bachufer zu finden.
Spilothetus saxatilis lebt polyphag an krautigen Pflanzen, wobei er bevorzugt die Samenanlagen und die Samen besaugt. Die Nahrungspflanzen gehören beispielsweise folgenden Familien an: Streifenfarngewächse (Aspleniaceae), Korbblütler (Asteraceae) und Doldenblütler (Apiaceae). Der Knappe überwintert im Erwachsenenstadium. An den ersten warmen Tagen im Frühjahr, zuweilen bereits ab März, verlassen die Tiere ihre Winterquartiere. Von Mai bis Juni findet die Paarung statt, die Eiablage erfolgt im Juli. Larven treten in der Zeit von Juni bis August manchmal noch im September auf. Die Imagines der neuen Generation erscheinen ab August, im Herbst sonnen sie sich häufig auf Steinen und Felsen. Darauf deutet das Artepitheton „saxatilis“ (lat.: „zwischen Felsen befindlich“) hin.
Der Knappe (Spilostethus saxatilis) gehört zu den Bodenwanzen (Lygaeidae). Während viele Bodenwanzen braun oder schwarz gefärbt sind, tragen etliche Vertreter der Lygaeinae eine auffallende rot-schwarze Warnfärbung, so auch diese Wanze.
Spilostethus saxatilis is a species of bugs belonging to the family Lygaeidae, subfamily Lygaeinae.
This species can be found in the Euro-Mediterranean-Turanian Region, with a more northern distribution relative to Spilostethus pandurus, at least as far east as Iran.[1]
It is present in most of Europe (Albania, Austria, Bulgaria, Croatia, Czech Republic, France, Germany, Greece, Hungary, Italy, Poland, Portugal, Romania, Russia, Serbia, Slovakia, Slovenia, Spain, Switzerland, Turkey, Ukraine),[2] and in the Oriental realm.[3]
These bugs prefer warm, dry open areas, meadows and fields. They can also be seen on the rocks (hence the species name saxatilis, which is derived from the Latin word saxum, meaning rock).
Spilostethus saxatilis can reach a length of 8.5–12.5 millimetres (0.33–0.49 in). Bodies of these bugs are characterized by black and red markings of different shapes. Pronotum is red, with two broad, irregularly shaped longitudinal black stripes. The hemilytra have black and red markings, while the membrane is black, without white spot. The outer edge of the corium is black. The connexivum is alternately red and black colored. Antennae and legs are black.[4]
These polyphagous bugs feed on seeds and juices of various plants, especially Aspleniaceae, Asteraceae and Apiaceae. Spilostethus saxatilis is a univoltine species. The mating takes place in May and June. The new adult generation will appear in August. Adults overwinter.[4]
La Punaise à damier (Spilostethus saxatilis) est une espèce d'insectes hétéroptères (punaises) de la famille des Lygaeidae, de la sous-famille des Lygaeinae.
Cette punaise noire et rouge mesure environ 1 cm de longueur. Le bord externe de la corie est noir.
La Punaise à damier (Spilostethus saxatilis) est une espèce d'insectes hétéroptères (punaises) de la famille des Lygaeidae, de la sous-famille des Lygaeinae.
Spilostethus saxatilis is een wants uit de familie bodemwantsen (Lygaeidae). Op waarneming.nl wordt voor deze wants de naam 'Rotsridderwants' gebruikt.[1][2]
Deze soort wordt gekenmerkt door de rode vlekken met verschillende vormen op een zwarte achtergrond. Het halsschild heeft drie rode strepen die in de lengte lopen. Het hemi-elytrum (de deels verharde voorvleugel) is zwart-rood gevlekt, terwijl het membraan (doorzichtig deel van de voorvleugel) zwart is. Het connexivum (aan de zijkant zichtbare deel achterlijf) is afwisselend rood en zwart gekleurd. De lengte is 8.5 – 12,5 mm.
Hij komt voor in het zuiden van Midden-Europa in Zuid-Europa en het Middellandse Zeegebied. Naar het oosten is hij verspreid tot in Klein-Azië en het gebied rond de Kaspische Zee. In Nederland en België is hij zeldzaam. In het zuiden van België wordt hij vaker waargenomen. De soort komt voornamelijk voor in warme, droge open gebieden. Hij kan zonnend worden waargenomen op de rotsen. Vandaar zijn naam S. saxatilis, dat is afgeleid van het Latijnse woord saxum, dat rots betekent. Maar ze kunnen ook worden gevonden in nattere habitats zoals moerassen.
De wants is polyfaag met een voorkeur voor eitjes en zaden en leeft op kruidachtige planten. Tot de voedselplanten behoren planten uit bijvoorbeeld de streepvarenfamilie (Aspleniaceae), composietenfamilie (Asteraceae) en schermbloemenfamilie (Apiaceae). De imago’s overwinteren en de paring vindt plaats in mei en juni. De nieuwe volwassen generatie verschijnt in augustus.
In Nederland en België zijn er ook exoten van het geslacht Spilostethus waargenomen. Het is beslist niet zeker of zij zich blijvend zullen vestigen:
Spilostethus crudelis (Fabricius, 1781)[3] Waargenomen in Nederland. Een wants met een vergelijkbare tekening als Spilostethus saxatilis, maar het doorzichtige deel van de voorvleugels (membraan) is licht. Hoogstwaarschijnlijk is hij met planten meegereisd, want hij is inheems in de regio's South-west Cape en de Drakensbergen in Zuid-Afrika.
Naar aanleiding van de genoemde waarneming is contact opgenomen met het South African Museum en is het Nederlandse exemplaar door regionale experts aldaar op naam gebracht. De soort lijkt zeer veel op de Spilostethus rivularis, eveneens origineel beschreven van de Kaap, maar met een groter verspreidingsgebied.[4] Het mannelijk genitaal van beide soorten is gelijk. Het zou dus kunnen dat in de toekomst beide soorten gesynonimiseerd worden.
Spilostethus pandurus (Scopoli, 1763)[5] Waargenomen in België (misschien een dwaalgast). De wants is rood met een zwarte tekening. Het hemi-elytrum is rood met een zwarte vlek, die de beide zijkanten van verbindt, terwijl het membraan bruin is met een wit vlekje. Het schildje (scutellum) is zwart. De Latijnse naam heeft betrekking op de pandoer. Karakteristiek voor de pandoeren in dienst van Franz Freiherr von der Trenck (1711- 1749) waren hun rode kapmantels.
De soort is paleotropisch verspreid vanuit Afrika naar Azië en Australië. In Europa is hij te vinden in het Middellandse Zeegebied. Hij is polyfaag.
Spilostethus saxatilis is een wants uit de familie bodemwantsen (Lygaeidae). Op waarneming.nl wordt voor deze wants de naam 'Rotsridderwants' gebruikt.
Zwiniec okrajkowy[1], spodziec okrajkowy[1] (Spilostethus saxatilis) – gatunek pluskwiaka różnoskrzydłego z rodziny zwińcowatych i podrodziny Lygaeinae.
Pluskwiak ten preferuje cieplejsze stanowiska, jak skraje łąk i pól, gdzie odżywia się, wysysając soki różnych roślin[1].
Gatunek palearktyczny, podawany z dużej części Europy, Azji Mniejszej, Bliskiego Wschodu i Afryki Północnej[1]. W Polsce rzadki, od połowy XX wieku wykazany tylko raz: z Sudetów Wschodnich w 2011 roku. Dawniej podawany z pojedynczych stanowisk w południowo-zachodniej części kraju[2].
Zwiniec okrajkowy, spodziec okrajkowy (Spilostethus saxatilis) – gatunek pluskwiaka różnoskrzydłego z rodziny zwińcowatych i podrodziny Lygaeinae.
Pluskwiak ten preferuje cieplejsze stanowiska, jak skraje łąk i pól, gdzie odżywia się, wysysając soki różnych roślin.
Gatunek palearktyczny, podawany z dużej części Europy, Azji Mniejszej, Bliskiego Wschodu i Afryki Północnej. W Polsce rzadki, od połowy XX wieku wykazany tylko raz: z Sudetów Wschodnich w 2011 roku. Dawniej podawany z pojedynczych stanowisk w południowo-zachodniej części kraju.