Puccinellia fasciculata, or Borrer's saltmarsh grass, is an annual grass native to coasts of Europe and introduced to the northern east coast of North America. Its diploid number is 28.
Puccinellia fasciculata is a coarse, annual grass growing 15–80 cm (5.9–31.5 in) high. Its leaf blades are 2–6 mm (0.079–0.236 in) wide and are typically flat, though leaves can curl inwards at their ends. Its ovoid or ellipsoid panicle is 2–16 cm (0.79–6.30 in) long, with ascending, somewhat scabrous floral branches floriferous almost to their base. Its spikelets are 3–4 mm (0.12–0.16 in) long and bear two to five flowers. The one-nerved first glume is 0.75 mm (0.030 in) long, and the three-nerved second glume is twice as long. Its ovate lemmas are 2–2.5 mm (0.079–0.098 in) long, are pubescent at their base, and become minutely serrulate at their tip. The palea are shorter, oblong, and erose at their tip. The anthers are 0.5–0.8 mm (0.020–0.031 in) long. The grass flowers from May to July.[1]
Previously included in Puccinellia distans, P. fasciculata differs in its stouter and stiffer culms, being ascending or erect rather than decumbent as in P. distans. Its panicles are smaller and more narrow, its floral branches are floriferous nearly to their base, and its spikelets are more crowded and more coriaceous than in P. distans.[2]
Puccinellia fasciculata prefers sandy and saline seashores from Nova Scotia to Virginia in North America, though it is native to Europe. It can also be found at a few individual sites in Arizona, Utah, and Nevada. All occurrences of the species in North America are likely introductions of the species to the region by humans.[3]
Puccinellia fasciculata, or Borrer's saltmarsh grass, is an annual grass native to coasts of Europe and introduced to the northern east coast of North America. Its diploid number is 28.
Blauw kweldergras (Puccinellia fasciculata, synoniem: Poa fasciculata, Festuca borreri) is een overblijvende plant die behoort tot de grassenfamilie (Poaceae). De plant komt van nature voor langs de kust van West- en Zuid-Europa. Ook op sommige plaatsen in het westelijke Middellandse-Zeegebied, langs de Adriatische Zee, in Noord-Amerika, Zuid-Afrika, Australië en Nieuw-Zeeland. Blauw kweldergras staat op de Nederlandse Rode lijst van planten als zeer zeldzaam en matig afgenomen. Het aantal chromosomen is 2n = 28 of 42.[1]
De plant wordt 10 - 70 cm hoog en vormt grijsgroene dichte zoden. De stengels zijn schuin opstijgend of rechtopstaand. De iets vlezige, 2 - 5 mm brede bladeren zijn cilindrisch samengevouwen of zelden vlak. Elke bladhelft heeft vijf tot zeven ribben. Het tongetje (ligula) is 1 - 2 mm lang.
Blauw kweldergras bloeit in juni en juli. De bloeiwijze is een eenzijdige, 4 - 15 cm lange pluim met schuin afstaande takken, die na de bloei rechtopstaan. De 3 - 6 mm lange aartjes hebben een groene, of groen met purperen randen of geheel purpurkleurig en bestaan uit 2 - 8 bloemen. De stompe, eivormige, aan de top getande kelkkafjes hebben een breed vliezige rand. Het onderste kelkkafje is 1 - 1,5 mm lang en het bovenste 1,2 - 1,8 mm. Het onderste, 5-nervige kroonkafje (lemma) is 2,5 - 5 mm lang en aan de top getand en smal vliezig gerand. Het bovenste kroonkafje is 2 - 2,5 mm lang. De helmknoppen zijn 0,4 - 0,8 mm lang.
De vrucht is een 1,5 - 2 mm lange en 0,5 mm brede graanvrucht.
Blauw kweldergras staat op open, zonnige open plaatsen op voedselrijke, vochtige, stikstofrijke, zilte tot brakke grond. Het betreft vaak plekken waar het zoutgehalte sterk wisselt of waar zoute kwel optreedt. De kustplant groeit meestal als pionier op binnendijks, zilt terrein, op bedijkte kwelders en in graslanden langs zilte kreken, soms buitendijks in zilte graslanden en langs afgedamde zeearmen, vaak op plekken waar de bodem door vee kapot getrapt is. Het noordwestelijke deel van het areaal op het vasteland van Europa omvat de kusten van Noord-Frankrijk, België en Nederland. De vaak efemere (kortdurend aanwezig) plant is zeldzaam in Zeeland en langs de zuidkust van Goeree-Overflakkee, komt verder zeer zeldzaam voor in het Waddengebied en in het noordelijke zeekleigebied. Vroeger, in 19e eeuw, is de soort aangetroffen in zoutziederijen zoals bij Zwijndrecht en Amsterdam; later is ze ook opgedoken in de drooggevallen Oost-Flevopolder. Ze neemt in aantallen af of verdwijnt wanneer de milieudynamiek afneemt.[2]
Blauw kweldergras (Puccinellia fasciculata, synoniem: Poa fasciculata, Festuca borreri) is een overblijvende plant die behoort tot de grassenfamilie (Poaceae). De plant komt van nature voor langs de kust van West- en Zuid-Europa. Ook op sommige plaatsen in het westelijke Middellandse-Zeegebied, langs de Adriatische Zee, in Noord-Amerika, Zuid-Afrika, Australië en Nieuw-Zeeland. Blauw kweldergras staat op de Nederlandse Rode lijst van planten als zeer zeldzaam en matig afgenomen. Het aantal chromosomen is 2n = 28 of 42.
De plant wordt 10 - 70 cm hoog en vormt grijsgroene dichte zoden. De stengels zijn schuin opstijgend of rechtopstaand. De iets vlezige, 2 - 5 mm brede bladeren zijn cilindrisch samengevouwen of zelden vlak. Elke bladhelft heeft vijf tot zeven ribben. Het tongetje (ligula) is 1 - 2 mm lang.
Blauw kweldergras bloeit in juni en juli. De bloeiwijze is een eenzijdige, 4 - 15 cm lange pluim met schuin afstaande takken, die na de bloei rechtopstaan. De 3 - 6 mm lange aartjes hebben een groene, of groen met purperen randen of geheel purpurkleurig en bestaan uit 2 - 8 bloemen. De stompe, eivormige, aan de top getande kelkkafjes hebben een breed vliezige rand. Het onderste kelkkafje is 1 - 1,5 mm lang en het bovenste 1,2 - 1,8 mm. Het onderste, 5-nervige kroonkafje (lemma) is 2,5 - 5 mm lang en aan de top getand en smal vliezig gerand. Het bovenste kroonkafje is 2 - 2,5 mm lang. De helmknoppen zijn 0,4 - 0,8 mm lang.
De vrucht is een 1,5 - 2 mm lange en 0,5 mm brede graanvrucht.
Herbariumexemplaar
Pluim
Aartje
Puccinellia fasciculata là một loài thực vật có hoa trong họ Hòa thảo. Loài này được (Torr.) E.P.Bicknell miêu tả khoa học đầu tiên năm 1908.[1]
Puccinellia fasciculata là một loài thực vật có hoa trong họ Hòa thảo. Loài này được (Torr.) E.P.Bicknell miêu tả khoa học đầu tiên năm 1908.