Schijnspurrie (Spergularia) is een geslacht van planten uit de anjerfamilie (Caryophyllaceae). De wetenschappelijke naam werd in 1805 als Arenaria subg. Spergularia gepubliceerd door Christiaan Hendrik Persoon.[1] In 1819 waardeerden de broers Jan Svatopluk en Karel Bořivoj Presl het ondergeslacht op tot een geslacht.[2] De naam is een nomen conservandum ten opzichte van Tissa Adans. en Buda Adans., beide gepubliceerd in 1763.[3]
Het betreft kruidachtige, één- of tweejarige planten, waarvan de lijnvormige bladen vliezige steunblaadjes hebben. De bloemen hebben vijf kelk- en vijf kroonbladen; de kroonbladen zijn hooguit iets korter dan de kelkbladen of langer. Het aantal meeldraden bedraagt tien. Het verschil met het nauwverwante geslacht spurrie (Spergula) is dat bij dat laatste de bladen in schijnkransen staan, en bij schijnspurrie paarsgewijs tegenoverstaand zijn. Het vruchtbeginsel van spurriesoorten draagt vijf stijlen, dat van schijnspurriesoorten drie.
In Nederland, België en Luxemburg kunnen de volgende soorten worden aangetroffen:[4][5]
Schijnspurrie (Spergularia) is een geslacht van planten uit de anjerfamilie (Caryophyllaceae). De wetenschappelijke naam werd in 1805 als Arenaria subg. Spergularia gepubliceerd door Christiaan Hendrik Persoon. In 1819 waardeerden de broers Jan Svatopluk en Karel Bořivoj Presl het ondergeslacht op tot een geslacht. De naam is een nomen conservandum ten opzichte van Tissa Adans. en Buda Adans., beide gepubliceerd in 1763.