Megalonotus praetextatus ist eine Wanze aus der Familie der Rhyparochromidae.
Die Wanzen werden 3,9 bis 5,1 Millimeter lang.[1] Sie haben wie alle Vertreter der Gattung ein dunkel gefärbtes und besonders hinten grob punktiertes Pronotum. Das Scutellum (Schildchen) ist ebenfalls schwarz. Am Übergang zur Membran verläuft über das Corium und den Cuneus ein breites schwarzes Band. Die Membran besitzt einen dunkelbraun-schwarzen Bereich. Die vorderen Femora (Schenkel) sind verdickt und tragen einen langen und mehrere kleine Zähnchen. Man kann Megalonotus praetextatus dadurch bestimmen, dass ihr Pronotum glatt und unbehaart ist und oberseits glänzt. Die Beine sind bräunlich gelb, nur die vorderen Schenkel (Femora) sind dunkel gefärbt.[2] Das apikale Ende des ersten und zweiten Fühlergliedes ist gelbbraun gefärbt, während das dritte und vierte Fühlerglied vollständig schwarz ist.
Die Art ist von Nordafrika über den Mittelmeerraum bis in den Süden Skandinaviens und der Britischen Inseln verbreitet. Im Osten reicht das Verbreitungsgebiet von Südosteuropa und Kleinasien über den Kaukasus bis in die Kaspische Region. In Deutschland ist die Art weit verbreitet und meist häufig, nur im norddeutschen Tiefland kommt sie nur lokal vor. In Österreich ist sie seltener und bisher nur aus dem Osten und aus Osttirol nachgewiesen.[1] In Großbritannien kommt sie selten und nur lokal vor, vor allem an den Küsten im Süden.[2] Besiedelt werden trockene, sonnige Lebensräume mit sandigen und kalkigen Böden wie Magerrasen, Ruderal- und Brachflächen.[1]
Die Tiere sind offenbar in gewisser Weise an Pflanzenarten der Storchschnabelgewächse (Geraniaceae) wie etwa Reiherschnäbel (Erodium) und Storchschnäbel (Geranium) gebunden, wobei aber auch an den Samen anderer Pflanzen gesaugt wird.[2]
Megalonotus praetextatus is a species of seed bug in the family Rhyparochromidae.
This species is present in most of Europe. It can be found from North Africa across the Mediterranean to the south of Scandinavia and the British Isles. In the east, the range extends from Southeastern Europe and Asia Minor across the Caucasus to the Caspian region. In Britain, it occurs rarely and only locally.[1][2]
These ground bugs prefer dry, sunny and warm areas, with sandy and calcareous soils as sand dunes, cliffs, and sandy grasslands.[2][3]
Megalonotus praetextatus can reach a body length of about 3.9–5.1 mm (0.15–0.20 in).[2] These medium-sized ground bugs have black or dark brown head, scutellum and pronotum. Pronotum is smooth and hairless, very shining on the upper side and heavily punctured, especially across the posterior margin.. Legs are brownish yellow, except femora of the front legs, that are dark brown and show long tooth and several other small teeth.[3] The segments 1 and 2 of the antennae are black below and yellow brown above, while the segments 3 and 4 are black. The front wings are glossy and partly yellow-brown. The membrane is blackish.[4]
Megalonotus praetextatus is a univoltine species, with new generation from July or August. The adult bugs overwinter.[3][4] They are usually associated with Geraniaceae (Erodium, Geranium), but they are polyphagous and also feed on the seed of other plants.[3][4]
Megalonotus praetextatus is a species of seed bug in the family Rhyparochromidae.
De Megalonotus praetextatus is een wants uit de onderfamilie Rhyparochrominae en uit de familie bodemwantsen (Lygaeidae). 'Glanzende grootrug' is de Nederlandse naam voor deze wants op Waarneming.nl, waar voor alle in de Benelux voorkomende wantsen eenduidige Nederlandse namen zijn ingevoerd.[1][2]
De onderfamilie Rhyparochrominae wordt ook weleens als een zelfstandige familie Rhyparochromidae gezien in een superfamilie Lygaeoidea.[3] Lygaeidae is conform de indeling van bijvoorbeeld het Nederlands Soortenregister.
Deze soort is 3,9 tot 5,1 mm lang. Net als de andere soorten uit het genus Megalonotus is het halsschild (pronotum) donker gekleurd en grof gepuncteerd en dragen de voordijen een grote en meerdere kleinere stekels. De kop, het schildje (scutellum) en de poten van deze wants zijn donker. Vergeleken met andere soorten is hij opvallend glanzend. Het halsschild is glad en onbehaard. De poten zijn lichtbruin met uitzondering van de dijen van de voorpoten, die donkerbruin zijn. De antennes zijn donker.
De soort komt voor in Europa van het zuidelijk deel van Scandinavië tot in het noordelijke deel van het Middellandse Zeegebied en naar het zuiden toe in Noord-Afrika. Naar het oosten is hij verspreid tot in Klein Azië, Kaukasus en het gebied rond de Kaspische Zee. Ze geven de voorkeur aan droge, open, warme leefgebieden met zand- en kalksteenbodems.
De wantsen leven op de bodem van de zaden. Er schijnt een binding te zijn met sommige planten uit de ooievaarsbekfamilie (Geraniaceae) zoals reigersbek (Erodium) en geranium (Geranium) gebonden, maar ze kunnen ook van andere zaden leven.
De Megalonotus praetextatus is een wants uit de onderfamilie Rhyparochrominae en uit de familie bodemwantsen (Lygaeidae). 'Glanzende grootrug' is de Nederlandse naam voor deze wants op Waarneming.nl, waar voor alle in de Benelux voorkomende wantsen eenduidige Nederlandse namen zijn ingevoerd.
De onderfamilie Rhyparochrominae wordt ook weleens als een zelfstandige familie Rhyparochromidae gezien in een superfamilie Lygaeoidea. Lygaeidae is conform de indeling van bijvoorbeeld het Nederlands Soortenregister.