Die Gattung Alatiliparis aus der Familie der Orchideen (Orchidaceae) besteht aus fünf Arten. Es sind hauptsächlich epiphytisch wachsende Pflanzen, sie stammen aus Java und Sumatra.
Die Alatiliparis-Arten sind kleine, ausdauernde, krautige Pflanzen. Die Pseudobulben stehen dicht beieinander am Rhizom, sie sind oval geformt und seitlich etwas zusammengedrückt. Im unteren Bereich tragen sie einige Niederblätter, weiter oben ein bis drei Laubblätter. Die Blätter sind lanzettlich geformt, spitz endend, von dünner Textur. Die Mittelrippe tritt auf der Unterseite hervor. An der Basis ist das Blatt in einen Stiel verschmälert, der sich wieder zu einer die Sprossachse umfassenden Blattscheide weitet; zwischen Stiel und Blattgrund befindet sich ein Trenngewebe.
Der traubige Blütenstand entspringt endständig. Der Blütenstandsstiel ist im Querschnitt leicht eckig. Im Bereich der Blüten ist die Blütenstandsachse mit zwei Rippen oder Flügeln versehen, die die Blüten tragen. Diese sitzen zweizeilig, wodurch die Blütenstandsachse leicht zickzackförmig gebogen ist. Die Tragblätter sind oval bis dreieckig, an ihrer Basis asymmetrisch schief, am Ende zugespitzt. Die resupinierten Blüten messen etwa einen Zentimeter im Durchmesser. Die Sepalen sind frei, oval geformt und weit ausgebreitet. Die Petalen sind kürzer, sehr schmal, gewellt und nach hinten zurückgeschlagen. Die Lippe ist ganzrandig oder leicht dreilappig, an der Basis mit einer Nektardrüse versehen, im unteren Bereich fleischig, an der Spitz dünner texturiert und spitz auslaufend. Die Säule ist leicht gebogen und im unteren Bereich charakteristisch geflügelt. Am Ende trägt sie das Staubblatt mit vier schmal keulenförmigen Pollinien sowie die von einem erhabenen Rand umgebene Narbe. Die Frucht ist eine sechsrippige, ovale Kapselfrucht.
Die Gattung Alatiliparis kommt auf Java und Sumatra in Höhenlagen von 1100 bis 1900 Meter vor. Die Arten wachsen meist epiphytisch, manchmal auch terrestrisch in Bergwäldern.
Alatiliparis wurde 2001 von Hanna B. Margońska und Dariusz L. Szlachetko erstbeschrieben. Anhand von Herbarmaterial beschrieben sie zwei neue Arten, Typusart ist Alatiliparis filicornes. Später stellten sie drei weitere, schon seit längerem bekannte Arten in diese Gattung. Der Name leitet sich von alatus, „geflügelt“ und Liparis, einer verwandten Orchideengattung her. Er bezieht sich auf die geflügelte Säule.
Die Gattung gehört zur Tribus Malaxideae. Ob die geflügelte Säule als Gattungs-Trennlinie aussagekräftig ist, ist unklar, da auch Vertreter der Gattung Liparis ein solches Merkmal im Ansatz zeigen.
Folgende Arten sind bekannt:[1]
Die Informationen dieses Artikels stammen überwiegend aus:
Die Gattung Alatiliparis aus der Familie der Orchideen (Orchidaceae) besteht aus fünf Arten. Es sind hauptsächlich epiphytisch wachsende Pflanzen, sie stammen aus Java und Sumatra.
Alatiliparis is a genus of orchids native to Java and Sumatra in Indonesia.[1] It contains 5 currently recognized species (as of May 2014):[2][3]
Alatiliparis is a genus of orchids native to Java and Sumatra in Indonesia. It contains 5 currently recognized species (as of May 2014):
Alatiliparis angustiflora (J.J.Sm.) Szlach. & Marg. - Sumatra and West Java Alatiliparis filicornes Marg. & Szlach. - Sumatra Alatiliparis lepanthes (Schltr.) Szlach. & Marg. - western Sumatra Alatiliparis otochilus Marg. & Szlach. - Sumatra Alatiliparis speculifera (J.J.Sm.) Szlach. & Marg.- western JavaAlatiliparis es un género de orquídeas, de la tribu Malaxideae de la subfamilia (Epidendroideae). Comprende 5 especies descritas y aceptadas.[1][2] Es originaria de Malasia.
El género fue descrito por Marg. & Szlach. y publicado en Annales Botanici Fennici 38: 78. 2001.[3] La especie tipo es: Alatiliparis filicornes Marg. & Szlach.
A continuación se brinda un listado de las especies del género Alatiliparis aceptadas hasta marzo de 2013, ordenadas alfabéticamente. Para cada una se indica el nombre binomial seguido del autor, abreviado según las convenciones y usos.
Alatiliparis es un género de orquídeas, de la tribu Malaxideae de la subfamilia (Epidendroideae). Comprende 5 especies descritas y aceptadas. Es originaria de Malasia.
Alatiliparis is een geslacht met vijf soorten orchideeën uit de onderfamilie Epidendroideae. Het is afgescheiden van het geslacht Liparis.
Het zijn kleine epifytische planten met een weinig opvallende bloeiwijze uit schaduwrijke bossen van Java en Sumatra.
De botanische naam Alatiliparis is afgeleid van het Latijnse 'alatus' (gevleugeld) en van het geslacht Liparis, en slaat op het gevleugelde gynostemium.
Alatiliparis-soorten zijn kleine epifytische planten met korte, draadvormige wortels aan de voet van gegroepeerde, vlezige, ovale of conische pseudobulben, met aan de basis enkele dunne, langwerpige tot lancetvormige bladeren met een gevleugelde bladsteel en scherpe punt, en een eindstandige, langgerekte, ijle maar veelbloemige tros met tientallen kleine bloempjes op een zigzag verlopende bloemstengel.
De bloemen zijn tot 1 cm groot, geresupineerd en geel tot roze gekleurd. De kelkbladen zijn vrijstaand, breed ovaal, met een lange, scherpe top, de kroonbladen veel smaller. De bloemlip is licht drielobbig of uit één stuk, ovaal tot langwerpig, door een plooi gescheiden van het gynostemium, met een nectarklier aan de basis. Het middendeel van de lip is dik, met drie longitudonale richels of nerven, de top loopt uit in een lange, smalle, gegolfde punt. Het gynostemium is rechtopstaand en draagt aan de basis twee opvallende, fragiele vleugels. De stempel is ovaal, hol, omgeven door een dikke rand, en met een dik rostellum. De brede helmknop draagt vier smalle, kegelvormige pollinia.
Alatiliparis-soorten zijn epifytische planten die groeien op bemoste bomen in schaduwrijke montane bossen uit Java en Sumatra.
Alatiliparis werd van Liparis afgescheiden door Margońska en Szlachetko in 2001[1][2].
Het geslacht telt in de meest recent geaccepteerde taxonomie vijf soorten. De typesoort is Alatiliparis filicornes.
Alatiliparis is een geslacht met vijf soorten orchideeën uit de onderfamilie Epidendroideae. Het is afgescheiden van het geslacht Liparis.
Het zijn kleine epifytische planten met een weinig opvallende bloeiwijze uit schaduwrijke bossen van Java en Sumatra.
Multimedia w Wikimedia Commons Alatiliparis – rodzaj roślin z rodziny storczykowatych (Orchidaceae). Wyróżniony został przez polskich botaników – Dariusza Szlachetko i Hannę Margońską w 2001 roku. Zaliczanych jest do niego pięć gatunków epifitycznych, posiadających zazwyczaj dwa lancetowate liście na jednej pseudobulwie. Kwiatostany są dłuższe od liści, kwiaty są szeroko rozpostarte[3]. Rośliny z tego rodzaju rosną w górskich lasach na wysokości około 1100-1900 m na Sumatrze i Jawie[3].
Rodzaj klasyfikowany do podrodziny epidendronowych (Epidendroideae) z rodziny storczykowatych (Orchidaceae), rząd szparagowce (Asparagales) w obrębie roślin jednoliściennych[4][5]
Alatiliparis – rodzaj roślin z rodziny storczykowatych (Orchidaceae). Wyróżniony został przez polskich botaników – Dariusza Szlachetko i Hannę Margońską w 2001 roku. Zaliczanych jest do niego pięć gatunków epifitycznych, posiadających zazwyczaj dwa lancetowate liście na jednej pseudobulwie. Kwiatostany są dłuższe od liści, kwiaty są szeroko rozpostarte. Rośliny z tego rodzaju rosną w górskich lasach na wysokości około 1100-1900 m na Sumatrze i Jawie.
Alatiliparis é um género botânico pertencente à família das orquídeas (Orchidaceae).[1]
Alatiliparis là một chi thực vật có hoa trong họ Lan.[1]
Alatiliparis là một chi thực vật có hoa trong họ Lan.
