Das Alpen-Widertonmoos (Polytrichastrum alpinum) ist eine Laubmoos-Art aus der Familie Polytrichaceae. Synonyme sind Pogonatum alpinum (Hedw.) Röhl. oder Polytrichastrum alpinum (Hedw.) G. L. Smith.
Diese Moosart bildet lockere, bläulichgrüne oder schmutziggrüne bis bräunliche Rasen, die bis 15 oder sogar 20 Zentimeter hoch werden. Die aufsteigenden bis aufrechten Stämmchen sind oben oft büschelig in gleich hohe Äste verzweigt. Im unteren Teil der Stämmchen sind die Blätter klein und schuppenförmig. Die Blätter im oberen Stämmchenabschnitt sind größer, 7 bis 10 Millimeter lang. Die breit-ovale, gelblich bis bräunlichen Scheide am Blattgrund geht plötzlich in den lineal-lanzettlichen und pfriemenförmig zugespitzten Spreitenteil über. Die Blattscheide nimmt etwa ein Viertel bis weniger als ein Drittel der gesamten Blattlänge ein. Die Blattränder des Spreitenteiles sind mit mehrzelligen Sägezähnen scharf gezähnt und aufgerichtet, der Spreitenteil dadurch rinnig-hohl. Feucht sind die Blätter abstehend bis zurückgebogen, trocken anliegend. Die Blattrippe ist im oberen Teil am Rücken gesägt und tritt als kurzer Stachel aus der Blattspitze aus.
Der Spreitenteil der Blätter ist mit zahlreichen Lamellen (bis 40) besetzt, diese sind in der Blattmitte 5 bis 9 Zellen hoch. Im Lamellen-Querschnitt ist die Endzelle größer, eiförmig und papillös. Die Blattzellen sind im oberen Blattteil quadratisch bis querrechteckig, im Scheidenteil hyalin und länglich-rechteckig.
Das Moos ist diözisch und fruchtet ziemlich häufig. Sporenreife ist im Sommer. Die Kapsel auf der 3 bis 5 Zentimeter langen, unten roten und darüber gelblichen Seta ist etwas gekrümmt und geneigt, elliptisch-zylindrisch, glatt und rund, olivfarben und später dunkelbraun bis schwärzlich. Sie hat einen mehr oder weniger deutlich abgesetzten Hals mit zahlreichen großen, einzelligen Spaltöffnungen. Der Kapseldeckel ist kurz-kegelig und schief geschnäbelt, die filzige Kalyptra glockenförmig, hellbraun und kürzer als die Kapsel. Sporen sind fein papillös und 14 bis 20 µm groß.
Das Alpen-Widertonmoos ist eine formenreiche Art. Von anderen Polytrichastrum-Arten ist es durch die runden Kapseln und die papillösen Lamellenendzellen zu unterscheiden. Weiters kann es mit Pogonatum urnigerum verwechselt werden, das ebenfalls runde Kapseln und papillöse Lamellenendzellen hat. Im Gegensatz zu diesem haben die Sporenkapseln des Alpen-Widertonmooses am Grunde große einzellige Spaltöffnungen, die Kapsel-Außenwand weist glatte Zellen auf (bei Pogonatum urnigerum mamillös), die Blattscheide ist länger (bei Pogonatum urnigerum nur bis 22 Prozent der Blattlänge) und die Blattspreite ist schmäler und pfriemenförmig (bei Pogonatum urnigerum lanzettlich).
Das Moos wächst an schattigen bis lichtreichen, frischen bis feuchten, nährstoffarmen, kalk- und basenarmen Standorten in Berg-Nadelwäldern, auf Felsvorsprüngen und in Felsklüften, auf Gestein, auf steinigen, kiesigen Böden, in Blockhalden und in Schneetälchen oberhalb der Waldgrenze. In Mitteleuropa ist es besonders in den montanen bis alpinen Lagen der Silikatgebirge in den Alpen häufig.
Die weltweite Verbreitung ist bipolar arktisch-alpin. In Europa ist es in den arktischen und borealen Regionen weit verbreitet, südlich davon auf montane bis alpine Bereiche beschränkt. Außerhalb von Europa kommt es in weiten Teilen von Asien, Afrika und Amerika vor sowie in Australien, Neuseeland und in der Antarktis.
Das Alpen-Widertonmoos (Polytrichastrum alpinum) ist eine Laubmoos-Art aus der Familie Polytrichaceae. Synonyme sind Pogonatum alpinum (Hedw.) Röhl. oder Polytrichastrum alpinum (Hedw.) G. L. Smith.
Vuorikarhunsammal (Polytrichastrum alpinum) on pystykasvuinen lehtisammallaji. Se kuuluu Polytrichaceae -heimoon ja vuorikarhunsammalten sukuun. Vuorikarhunsammalta esiintyy koko Suomessa. Uhanalaisuusluokittelussa se on elinvoimainen. Vuorikarhunsammalta kasvaa esimerkiksi kallioiden varjoisilla seinämillä ja tunturikankailla. Se on kaksikotinen, itiöt ovat melko pieniä.[2]
Vuorikarhunsammalesta on kolme muunnosta:
Vuorikarhunsammal (Polytrichastrum alpinum) on pystykasvuinen lehtisammallaji. Se kuuluu Polytrichaceae -heimoon ja vuorikarhunsammalten sukuun. Vuorikarhunsammalta esiintyy koko Suomessa. Uhanalaisuusluokittelussa se on elinvoimainen. Vuorikarhunsammalta kasvaa esimerkiksi kallioiden varjoisilla seinämillä ja tunturikankailla. Se on kaksikotinen, itiöt ovat melko pieniä.
Polytrichastrum alpinum est une espèce de mousses de la famille des Polytrichaceae.
Selon The Plant List (15 novembre 2018)[2] :
Selon Tropicos (15 novembre 2018)[1] (Attention liste brute contenant possiblement des synonymes) :
Polytrichastrum alpinum est une espèce de mousses de la famille des Polytrichaceae.
Berghaarmos (Polytrichum alpinum) is een soort mos van het geslacht Polytrichum (haarmossen).
Het is een wereldwijd verspreide soort van ijle naaldbossen en rotsige gebieden in de bergen en arctische streken, die in België en Nederland zeer zeldzaam is.
De botanische naam Polytrichum is afkomstig uit het Oudgriekse πολύς, polus, (veel), en θρίξ, thrix (haar), naar het dicht behaarde sporogoon.
De soortaanduiding alpinum komt uit het Latijn en betekent 'alpijns'.
Het berghaarmos is een zodevormende plant met tot 10 cm lange, meestal vertakte stengels. De stengelblaadjes onderaan de stengel zijn klein en schubvormig, hoger op de stengel tot 10 mm lang, lijnlancetvormig, eindigend op een scherpe tand, dof blauwgroen, aan de basis lichter gekleurd en schedevormend, met een zeer plotse overgang tussen de twee delen. De bladschijf is aan de bovenzijde bedekt met talrijke, longitudonaal verlopende en elkaar overlappende lamellen en daardoor ondoorzichtig. De bladrand is meercellig en gezaagd. Bij vochtig weer staan de blaadjes alzijdig afstaand, bij droogte plooien ze zich opwaarts rond de stengel.
Berghaarmos is een tweehuizige plant die vaak vruchtlichamen vormt.
De sporofyt bestaat uit een sporenkapsel of sporogoon op een 3 tot 5 cm lange, rood en geel gekleurde steel. De sporogonen zijn tot 5 mm lang, elliptisch-cilindrisch, glad en rond, licht gebogen, met een min of meer duidelijke hals, en gaan bij rijpheid knikken. Het huikje is klokvormig, lichtbruin, en korter dan het sporenkapsel.
Het berghaarmos groeit voornamelijk op open of licht beschaduwde plaatsen op zwak zure, voedselarme bodems van naaldbossen, op holle wanden en wortelkluiten, op rotsen en in rotsspleten, vooral in de bergen. Het komt voor tot boven de boomgrens.
Het berghaarmos is wereldwijd verspreid over alle arctische en alpiene gebieden. Daarbuiten, en ook in België en Nederland, is de soort zeldzaam.
Het berghaarmos verschilt van andere haarmossen door de (meestal) vertakte stengel, wat bij andere soorten zeldzaam is. Ook zijn de plantjes dofgroen in plaats van glimmend groen.
Bronnen, noten en/of referentiesBerghaarmos (Polytrichum alpinum) is een soort mos van het geslacht Polytrichum (haarmossen).
Het is een wereldwijd verspreide soort van ijle naaldbossen en rotsige gebieden in de bergen en arctische streken, die in België en Nederland zeer zeldzaam is.
Polytrichastrum alpinum là một loài Rêu trong họ Polytrichaceae. Loài này được (Hedw.) G.L. Sm. miêu tả khoa học đầu tiên năm 1971.[1]
_7636.JPG)
Bài viết liên quan đến bộ rêu Polytrichales này vẫn còn sơ khai. Bạn có thể giúp Wikipedia bằng cách mở rộng nội dung để bài được hoàn chỉnh hơn.
Polytrichastrum alpinum là một loài Rêu trong họ Polytrichaceae. Loài này được (Hedw.) G.L. Sm. miêu tả khoa học đầu tiên năm 1971.
高山野馬騣（学名：Polytrichastrum alpinum）为土馬騣科野馬騣屬下的一个种。
_7636.JPG)
|access-date=中的日期值 (帮助) 
这是一篇與植物相關的小作品。你可以通过编辑或修订扩充其内容。 
