Langarige zeekraal (Salicornia procumbens, synoniem: Salicornia dolichostachya) is een eenjarige plant die behoort tot de amarantenfamilie. De soort staat op de Nederlandse Rode lijst van planten als vrij zeldzaam en stabiel of toegenomen. De plant komt van nature wereldwijd voor. Het aantal chromosomen is 2n = 36. Langarige zeekraal lijkt veel op kortarige zeekraal, maar deze heeft sterker vertakte stengels. De helmknoppen van de langarige zeekraal zijn groter dan die van kortarige zeekraal.
De plant wordt 2 - 40 cm hoog en heeft kandelaarachtig vertakte rechtopstaande of opstijgende leden. De vlezige, tegen over elkaar staande, dofgroene bladeren zijn paarsgewijs met elkaar en met de stengel vergroeid tot leden. De zijleden buigen meestal omhoog en groeien dan vrijwel evenwijdig aan de hoofdstengel. De taps toelopende leden met bloemen worden 5 - 12 cm lang. In de nazomer kleuren de bladeren oranjegeel of bruinachtig.
Langarige zeekraal bloeit van juli tot in oktober. De tweeslachtige, drie bij elkaar staande bloemen staan in een tot 10 cm lange eindstandige aar. De vergroeide bloemdekbladen vormen een 'perigoniumdekseltje'. De bloemen hebben ongeveer even grote dekseltjes met aan de top van de rand een knik. De dekseltjes vallen niet makkelijk af. De helmknoppen zijn 0,6 - 0,9 mm lang.
De vrucht is een nootje. In het voorjaar bij het vergaan van de plant komen de niet sterk behaarde, 1 - 1,7 mm grote zaden pas vrij.
De plant komt voor op slikkige kwelders.
Jonge planten worden plaatselijk als groente, rauw of gekookt, gegeten. Na het koken lijkt het qua kleur op zeewier. De smaak en structuur lijken op jonge spinaziestengels.
Langarige zeekraal (Salicornia procumbens, synoniem: Salicornia dolichostachya) is een eenjarige plant die behoort tot de amarantenfamilie. De soort staat op de Nederlandse Rode lijst van planten als vrij zeldzaam en stabiel of toegenomen. De plant komt van nature wereldwijd voor. Het aantal chromosomen is 2n = 36. Langarige zeekraal lijkt veel op kortarige zeekraal, maar deze heeft sterker vertakte stengels. De helmknoppen van de langarige zeekraal zijn groter dan die van kortarige zeekraal.
De plant wordt 2 - 40 cm hoog en heeft kandelaarachtig vertakte rechtopstaande of opstijgende leden. De vlezige, tegen over elkaar staande, dofgroene bladeren zijn paarsgewijs met elkaar en met de stengel vergroeid tot leden. De zijleden buigen meestal omhoog en groeien dan vrijwel evenwijdig aan de hoofdstengel. De taps toelopende leden met bloemen worden 5 - 12 cm lang. In de nazomer kleuren de bladeren oranjegeel of bruinachtig.
Langarige zeekraal bloeit van juli tot in oktober. De tweeslachtige, drie bij elkaar staande bloemen staan in een tot 10 cm lange eindstandige aar. De vergroeide bloemdekbladen vormen een 'perigoniumdekseltje'. De bloemen hebben ongeveer even grote dekseltjes met aan de top van de rand een knik. De dekseltjes vallen niet makkelijk af. De helmknoppen zijn 0,6 - 0,9 mm lang.
De vrucht is een nootje. In het voorjaar bij het vergaan van de plant komen de niet sterk behaarde, 1 - 1,7 mm grote zaden pas vrij.
Herbariumexemplaar met bloemen
De plant komt voor op slikkige kwelders.
Fjæresalturt (Salicornia procumbens) er en ettårig urt i amarantfamilien.
Stenglene er sukkulente og leddete; de blir ofte gule eller brune. Bladene er skjellaktige og er sammenvokste om stengelen. Blomstene er tvekjønnede og sitter tre sammen. Sideblomstene er omtrent like store som midtblomsten, og vinkelen mellom sideblomstene er mindre enn 90°. Arten er som regel tetraploid med 2n = 36 kromosomer. Fjæresalturt vokser på mudder- og sandbunn, som regel langt nede i fjæra. I Norge finnes fjæresalturt langs kysten fra Østfold til Aust-Agder.
Systematikken til salturtslekta (Salicornia) er komplisert. Fjæresalturt ble tidligere kalt Salicornia dolichostachya subsp. strictissima. Ifølge Kadereit m.fl. (2012) er Salicornia procumbens utbredt ved kystene langs Middelhavet og Atlanterhavet fra Storbritannia østover til Tyrkia og fra Marokko nordover til Skandinavia og Ukraina. Ved Kvitsjøen og i Finnmark vokser kvitsjøsalturt som Kadereit regner til underarten S. p. subsp. pojarkovae, mens Artsdatabanken mener at den er en egen art.
Fjæresalturt (Salicornia procumbens) er en ettårig urt i amarantfamilien.
Stenglene er sukkulente og leddete; de blir ofte gule eller brune. Bladene er skjellaktige og er sammenvokste om stengelen. Blomstene er tvekjønnede og sitter tre sammen. Sideblomstene er omtrent like store som midtblomsten, og vinkelen mellom sideblomstene er mindre enn 90°. Arten er som regel tetraploid med 2n = 36 kromosomer. Fjæresalturt vokser på mudder- og sandbunn, som regel langt nede i fjæra. I Norge finnes fjæresalturt langs kysten fra Østfold til Aust-Agder.
Systematikken til salturtslekta (Salicornia) er komplisert. Fjæresalturt ble tidligere kalt Salicornia dolichostachya subsp. strictissima. Ifølge Kadereit m.fl. (2012) er Salicornia procumbens utbredt ved kystene langs Middelhavet og Atlanterhavet fra Storbritannia østover til Tyrkia og fra Marokko nordover til Skandinavia og Ukraina. Ved Kvitsjøen og i Finnmark vokser kvitsjøsalturt som Kadereit regner til underarten S. p. subsp. pojarkovae, mens Artsdatabanken mener at den er en egen art.