Linaria triornithophora (lat. Linaria triornithophora) - bağayarpağıkimilər fəsiləsinin mahmızca cinsinə aid bitki növü.
Linaria triornithophora (lat. Linaria triornithophora) - bağayarpağıkimilər fəsiləsinin mahmızca cinsinə aid bitki növü.
Linaria triornithophora, commonly known as three bird toadflax, is a perennial plant in the family Plantaginaceae.[1]
Linaria triornithophora, commonly known as three bird toadflax, is a perennial plant in the family Plantaginaceae.
Los pajarillos (Linaria triornithophora) son una planta herbácea de la familia de las plantagináceas.
Endemismo ibérico fácilmente diferenciable de otras linarias por sus grandes flores (35-45 mm) violeta purpúreas, con venas marcadas y paladar amarillo, y por su largo espolón, curvado y puntiagudo, más largo que el resto de la corola. Las flores se disponen en verticilos formando una inflorescencia de hasta 10 cm. Los pedúnculos son más largos que las brácteas; tiene hojas en verticilos de 3-4, aovadas o aovado-lanceoladas, con 3 nervios, al igual que el resto de la planta, algo glaucas. Sus semillas son discoideas y aladas. Florece en primavera y verano.[1]
Bosques y matorrales.
Endemismo de la península ibérica.
|coautores=
(ayuda) Los pajarillos (Linaria triornithophora) son una planta herbácea de la familia de las plantagináceas.
Linaria triornithophora is een kruidachtige plant uit het geslacht vlasleeuwenbek (Linaria), die endemisch is in het Iberisch Schiereiland.
Het is een plant met opvallend grote en gekleurde bloemen.
De botanische naam Linaria is afkomstig van het Latijnse Linum (vlas). De soortaanduiding triornithophora is eveneens afkomstig uit het Latijn en betekent 'draagt drie vogels', naar de bloemen die dikwijls in trossen van drie samen zitten.
L. triornithophora is een tot 1 m hoge, overblijvende plant. De zeegroene bladeren staan in kransen langs de stengel, zijn tot 7 cm lang, lancetvormig, gaafrandig, met drie duidelijke parallelle nerven.
De bloemen staan met drie tot vijf samen in een bloemtros op de top van de bloemstengel. Ze zijn tot 4,5 cm groot, opvallen dieproze tot paars gekleurd. De vijf kelkblaadjes zijn alle gelijk, lancetvormig en groen gekleurd. De kroon bestaat uit vijf tot een buis gefuseerde kroonbladen, die twee bloemlippen vormen, de bovenste tweelobbig, de onderste drielobbig, waarvan de middelste lob met verdikte basis. De opening van de buis is een nauwe spleet, waarvan de randen geel gekleurd zijn. De onderzijde van de buis gaat over in een tot 2,5 cm lange, spits toelopende en licht gebogen spoor. De vrucht is een doosvrucht, tot 6 mm groot, die bruine, gevleugelde en schijfvormige zaden bevat.
De plant bloeit van mei tot september.
L. triornithophora komt vooral voor op zure bodems op zandsteen, leisteen of kwartsiet, in bermen, open plaatsen in het bos, tussen struikgewas en in ruigtes, van zeeniveau tot 1.500 m hoogte.
De plant is endemisch in het noordwesten van het Iberisch Schiereiland en komt vooral voor in de westelijke Pyreneeën en het Cantabrisch Gebergte in het noorden van Spanje en Portugal.
L. triornithophora kan door zijn opvallende, grote bloemen nauwelijks verward worden met enige andere vlasleeuwenbek.
Bronnen, noten en/of referentiesLinaria triornithophora is een kruidachtige plant uit het geslacht vlasleeuwenbek (Linaria), die endemisch is in het Iberisch Schiereiland.
Het is een plant met opvallend grote en gekleurde bloemen.
Linaria triornithophora é uma espécie de planta com flor pertencente à família Scrophulariaceae.
A autoridade científica da espécie é (L.) Willd., tendo sido publicada em Enumeratio Plantarum Horti Botanici Berolinensis, 2: 639. 1809.[1]
O seu nome comum é esporas-bravas.[2]
Trata-se de uma espécie presente no território português, nomeadamente em Portugal Continental.
Em termos de naturalidade é endémica da Península Ibérica.
Não se encontra protegida por legislação portuguesa ou da Comunidade Europeia.
Linaria triornithophora é uma espécie de planta com flor pertencente à família Scrophulariaceae.
A autoridade científica da espécie é (L.) Willd., tendo sido publicada em Enumeratio Plantarum Horti Botanici Berolinensis, 2: 639. 1809.
O seu nome comum é esporas-bravas.