Tweezaadlobbigen of dicotylen zijn planten die samen met de eenzaadlobbigen of monocotylen de bloemplanten of bedektzadigen vormen. Veel van de tweezaadlobbigen hebben per zaad twee zaadlobben of cotylen, waarin het reservevoedsel, nodig voor de kieming en eerste groei van de jonge plant, zit opgeslagen. Bij meer dan de helft van de monocotylen is er één zaadlob per zaad.
De wetenschappelijke naam voor deze groep is Dicotyledonae of Dicotyledoneae, soms ook Dicotyledones. Bij Cronquist heette deze groep Magnoliopsida (in de vertaling van de 22e druk van de Heukels: Magnoliidae). In het APG-systeem worden de dicotylen niet meer erkend: de voormalige tweezaadlobbigen vormen een parafyletische groep.
Een deel van de oude tweezaadlobbigen vormt wél een monofyletische (goede) groep, die door de APG de eudicots wordt genoemd (eu- = echt). Merk op dat de 23e druk van de Heukels (2005) deze groep van de eudicots aanduidt met tweezaadlobbigen. De naam wordt dan gebruikt voor een meer beperkte groep, dus in afwijking van de traditionele opvatting die veel ruimer was.
Dit zijn geen harde verschillen: er zijn tal van uitzonderingen.
Eenzaadlobbigen, monocotylen Tweezaadlobbigen, dicotylen één zaadlob twee zaadlobben stuifmeelkorrels met één kiemopening stuifmeelkorrels met drie kiemopeningen parallelle nerven in bladeren vertakte nerven in bladeren bloemdelen in meervoud van drie bloemdelen met een ander grondgetal alleen bijwortels na kiemplantstadium vertakte hoofdwortel vaatbundels verspreid vaatbundels in een ring geen secundaire diktegroei secundaire diktegroei mogelijkDe classificatie van APG IV erkent geen dicotylen maar wel eudicots. De groepen die niet tot de eudicots, magnoliids of monocots horen zijn kleinere onafhankelijke eenheden. De tweezaadlobbigen bestaan uit de zustergroepen Ceratophyllales en de eudicots (de nieuwe tweezaadlobbigen in de 23e druk van de Heukels' Flora van Nederland, gebaseerd op het APG II-systeem).
Families per orde
Noten
Literatuur
Tweezaadlobbigen of dicotylen zijn planten die samen met de eenzaadlobbigen of monocotylen de bloemplanten of bedektzadigen vormen. Veel van de tweezaadlobbigen hebben per zaad twee zaadlobben of cotylen, waarin het reservevoedsel, nodig voor de kieming en eerste groei van de jonge plant, zit opgeslagen. Bij meer dan de helft van de monocotylen is er één zaadlob per zaad.
De wetenschappelijke naam voor deze groep is Dicotyledonae of Dicotyledoneae, soms ook Dicotyledones. Bij Cronquist heette deze groep Magnoliopsida (in de vertaling van de 22e druk van de Heukels: Magnoliidae). In het APG-systeem worden de dicotylen niet meer erkend: de voormalige tweezaadlobbigen vormen een parafyletische groep.
Een deel van de oude tweezaadlobbigen vormt wél een monofyletische (goede) groep, die door de APG de eudicots wordt genoemd (eu- = echt). Merk op dat de 23e druk van de Heukels (2005) deze groep van de eudicots aanduidt met tweezaadlobbigen. De naam wordt dan gebruikt voor een meer beperkte groep, dus in afwijking van de traditionele opvatting die veel ruimer was.