Die Artemismuschel (Dosinia exoleta) ist eine Muschelart aus der Ordnung der Venerida.
Das gleichklappige Gehäuse ist im Umriss rundlich und misst im Durchmesser etwa 6 cm. Es ist relativ flach und dickschalig. Es ist leicht ungleichseitig, die Wirbel sitzen etwas vor der Mittellinie (bezogen auf die Gehäuselänge). Der Wirbel ist nach vorne gebogen. Der vordere Dorsalrand ist konkav, der hintere Dorsalrand konvex gebogen. Die Lunula ist kurz, aber gut entwickelt mit radialen Rücken. Das Schloss weist in beiden Klappen je drei Kardinalzähne auf, die dicht nebeneinander stehen und in entsprechende Gruben in der jeweils anderen Klappe greifen. Die linke Klappe besitzt zusätzlich noch einen Seitenzahn, dem auf der rechten Klappe eine Grube entspricht. Das Ligament erstreckt sich über ca. zwei Drittel der Länge des oberen Randes hinter dem Wirbel. Die Area („Schildchen“) ist kaum entwickelt. Die Mantellinie ist tief eingebucht, die Bucht ist aber relativ schmal. Die Siphonen sind ziemlich lang und miteinander verwachsen. Es sind zwei Schließmuskeln vorhanden.
Die Farbe variiert von hellbräunlich-weiß bis gelb, manchmal mit einer radialen Bänderung. Die Oberfläche weist nur eine feine konzentrische Rippung und Anwachsstreifen auf. Das Periostracum ist ein dünner, matter Überzug. Der innere Gehäuserand ist glatt.
Die Artemismuschel ist rundlicher im Umriss und auch etwas größer als die Glatte Artemis (Dosinia lupinus). Die Oberfläche der Artemismuschel ist matt, die Oberfläche der Glatten Artemis ist dagegen glänzend.
Das Verbreitungsgebiet der Artemismuschel ist der östliche Atlantik von Norwegen bis Westafrika. Sie kommt auch in der Nordsee vor.
Die Artemismuschel lebt völlig eingegraben in grobkörnigen Substraten. Dabei zeigt der Wirbel nach oben und die Siphonen treten daher am Hinterende fast parallel zur Sedimentoberfläche aus, bevor sie dann nach oben umbiegen und ins freie Wasser ragen. Die Tiere leben vom Flachwasser bis in etwa 100 m Tiefe.
Das Taxon wurde bereits von Carl von Linné 1758 als Venus exoleta erstmals publiziert.[1] Es wird heute allgemein akzeptiert zur Gattung Dosinia Scopoli, 1777 gestellt.[2]
Die Artemismuschel (Dosinia exoleta) ist eine Muschelart aus der Ordnung der Venerida.
Dosinia exoleta, common name the rayed artemis, is a saltwater clam, a marine bivalve mollusc in the family Veneridae, the venus clams.
The shell of an adult Dosinia exoleta can be as large as 60 millimetres (2.4 in). These shells can be white, yellowish or pale brown, with darker blotches. They are circular in shape, with a concentric sculpture of fine ribs. They have a very good flavour.
This species is present in the Boreal-Atlantic zone and Mediterranean Sea. It lives on the lower shore and muddy flats to depths of about 100 metres (330 ft).
Dosinia exoleta, common name the rayed artemis, is a saltwater clam, a marine bivalve mollusc in the family Veneridae, the venus clams.
O reló, Dosinia exoleta, (Linnaeus, 1758), é un molusco bivalvo heterodonte da orde dos veneroides e familia dos venéridos, común en Galicia.
A súa cuncha é grosa e practicamente circular, de ata 60 mm de diámetro.[2] O talle mínimo de captura e comercialización é de 30 mm.
Ademais do nome de reló, derivado da forma circular da cuncha, recibe tamén os nomes de reloxo, reloxito, moelo, ameixa de can, arola e tato.[3][4][5][2] En Panxón chaman reló a outro molusco, o carneiro (Venus verrucosa).[4]
A cuncha é grosa, equilátera, case circular e cuberta de finas estrías concéntricas, moi apertadas.[2] A cor da cuncha é cremosa ou castaña clara, con manchas máis escuras irregularmente repartidas e, ás veces, dispostas en bandas radiais ou en zigzag, de cor castaña ou rosada, características desta especie.[2]
O interior é branco e distínguese facilmente o seo paleal, profundo e triangular, que chega ao centro da cuncha.[5]
A especie está presente ao longo de todo o Atlántico, desde Noruega ao Senegal, así como no Mediterráneo.[1]
Vive en augas pouco profundas da rexión infralitoral ata os 75 m de profundidade.[2]
Captúrase mediante marisqueo a flote, con rastro. En menor cantidade, tamén no marisqueo a pé, co sacho.
Ten a carne dura, o que diminúe a súa valoración gastronómica. Consómese á mariñeira, en arroces ou en conserva.
Cuncha fósil.
O reló, Dosinia exoleta, (Linnaeus, 1758), é un molusco bivalvo heterodonte da orde dos veneroides e familia dos venéridos, común en Galicia.
A súa cuncha é grosa e practicamente circular, de ata 60 mm de diámetro. O talle mínimo de captura e comercialización é de 30 mm.
Ademais do nome de reló, derivado da forma circular da cuncha, recibe tamén os nomes de reloxo, reloxito, moelo, ameixa de can, arola e tato. En Panxón chaman reló a outro molusco, o carneiro (Venus verrucosa).
Il lupino (Dosinia exoleta) è un mollusco bivalve della famiglia Veneridae. Vive prevalentemente nei fondi sabbiosi, in cui si nasconde per sfuggire ai predatori, lasciando all'esterno solo l'apertura del proprio sistema filtrante. Così facendo questo bivalve può ricevere acqua ricca d'ossigeno dal mare, e catturare allo stesso tempo i microorganismi utili alla sua nutrizione.
Il lupino (Dosinia exoleta) è un mollusco bivalve della famiglia Veneridae. Vive prevalentemente nei fondi sabbiosi, in cui si nasconde per sfuggire ai predatori, lasciando all'esterno solo l'apertura del proprio sistema filtrante. Così facendo questo bivalve può ricevere acqua ricca d'ossigeno dal mare, e catturare allo stesso tempo i microorganismi utili alla sua nutrizione.
De gewone artemisschelp (Dosinia exoleta) is een in zee levend tweekleppig weekdier.
De schelp heeft een vrijwel ronde omtrek en een licht gebogen umbo (top) die iets uit het midden ligt. Vlak onder de top, in de inbochting, ligt een half ovaalvormig vlakje, het 'maantje' of lunula. De schelp heeft een heterodont slot met drie stevige geprononceerde cardinale tanden en laterale tanden. De bruinzwarte uit conchyoline bestaande slotband ligt grotendeels buiten de schelp. De sculptuur van de schelp bestaat uit fijne concentrische, dus parallel aan de onderrand verlopende, ribbeltjes. De onderrand van de schelp is glad en niet gecrenuleerd.
In de Noordzee leeft ook de Dichtgestreepte artemisschelp (Dosinia lupinus lincta). Beide soorten lijken veel op elkaar en zijn soms zeer moeilijk uit elkaar te houden. Het voornaamste verschil is te vinden in de sculptuur: deze is bij de Dichtgestreepte artemisschelp veel dichter en fijner dan bij de gewone artemisschelp. De buitenzijde van de schelp van de Dichtgestreepte artemisschelp heeft daardoor ook een veel glanzender oppervlak, bovendien is bij de laatste ook het kleurpatroon afwezig. Het verschil is bij fossiele exemplaren nog moeilijker te zien dan bij recente.
Wit of geelwit. Op de buitenzijde van verse exemplaren soms vanuit de umbo naar de onderrand uitstralende geleidelijk breder wordende banden die uit bruine vlekjes en V-vormige streepjes bestaan. Tussen deze banden verlopen lichtere banden zonder kleurpatroon. De binnenkant is glanzend wit waarbij de mantellijn en de mantelbocht lila gekleurd kunnen zijn. De opperhuid is geelbruin van kleur.
Bij het dier zijn de sifo's in één buis vergroeid.
De dieren worden ten minste 10 jaar oud. Het afgebeelde exemplaar (rechtsboven) is minstens 13 jaar geworden.
De soort graaft zich diep de bodem in en leeft vanaf de laagwaterlijn tot op een diepte van ongeveer 100 m.
De gewone artemisschelp is een filteraar en leeft van plankton en ander in het water zwevend voedsel.
Het verspreidingsgebied omvat de Atlantische Oceaan, de Middellandse Zee en de Noordzee. Omdat deze soort in de Noordzee in dieper water dan ongeveer 40 meter leeft, spoelen recente schelpen op de Nederlandse en Belgische kusten weinig aan.
Fossiele schelpen uit het Plioceen zijn niet zeldzaam op de Zeeuwse stranden.
De gewone artemisschelp (Dosinia exoleta) is een in zee levend tweekleppig weekdier.