Raglius alboacuminatus ist eine Wanze aus der Familie der Rhyparochromidae.
Die Wanzen werden 5,4 bis 6,3 Millimeter lang.[1] Sie haben eine auffällige rotbraune und weiße Musterung auf den Hemielytren und dem hinteren Drittel des Pronotums. Auf dem Cuneus der Hemielytren befindet sich ein großer weißer Fleck. Es treten sowohl Individuen mit verkürzten (brachypteren), als auch voll entwickelten (makropteren) Flügeln auf.[2]
Die Art ist von Nordafrika über Europa, mit Ausnahme des Nordens sowie östlich bis in den Westen Sibiriens und über Kleinasien in die Kaspische Region verbreitet. Sie wurde durch den Menschen auch in Nordamerika eingeschleppt. In Deutschland ist sie weit verbreitet, fehlt aber fast überall im Nordwesten. Im Süden ist sie nicht selten und kann stellenweise häufig sein. In Österreich ist sie auch weit verbreitet und nicht selten. In den Alpen findet man sie aber nur in den Tälern.[1] In Großbritannien ist sie selten und vor allem im Süden, insbesondere im Südosten verbreitet.[2] Besiedelt werden verschiedene warme und trockene, mäßig feuchte Lebensräume, bevorzugt mit kalkigen Böden und mit Bewuchs von Laub- und Nadelgehölzen, wie etwa Waldränder, Lichtungen, Heckensäume, verbuschte Magerrasen oder Brachen.[1]
Die Tiere leben häufig unter Lippenblütlern (Lamiaceae), wie etwa Schwarznesseln (Ballota), Andorn (Marrubium) und Ziesten (Stachys), sie sind aber offenbar nicht an bestimmte Nahrungspflanzen gebunden. Sowohl die Nymphen, als auch die Imagines halten sich fast ausschließlich auf dem Boden auf und klettern selten auf die Pflanzen, um an den reifenden Samen zu saugen. Die Imagines überwintern unter loser Rinde oder Totholz. Häufig sammeln sich die Tiere dazu zu großen Aggregationen zusammen. Diese findet man allerdings auch im Sommer, gemeinsam mit den Nymphen. Sie sind während der Überwinterung nicht ganz inaktiv und können bei höheren Temperaturen auch im Jänner und Februar aktiv sein. Die Paarung findet vor allem im Mai statt. Die Weibchen legen ihre Eier einzeln in die Bodenstreu. Die Nymphen kann man vor allem im Juni und Juli beobachten, die adulten Tiere der neuen Generation ab Juli. Im Süden Deutschlands kann in günstigen Jahren auch eine zweite Generation auftreten mit adulten Tieren ab September.[1]
Raglius alboacuminatus is a species of dirt-colored seed bug in the family Rhyparochromidae. It is found in Africa, Europe and Northern Asia (excluding China), and North America.[1][2][3][4][5]
These six subspecies belong to the species Raglius alboacuminatus:
Raglius alboacuminatus is a species of dirt-colored seed bug in the family Rhyparochromidae. It is found in Africa, Europe and Northern Asia (excluding China), and North America.
De Raglius alboacuminatus is een wants uit de onderfamilie Rhyparochrominae en uit de familie bodemwantsen (Lygaeidae). 'Balloterookwants' is de Nederlandse naam voor deze wants op Waarneming.nl, waar voor alle in de Benelux voorkomende wantsen eenduidige Nederlandse namen zijn ingevoerd.[1][2]
De onderfamilie Rhyparochrominae wordt ook weleens als een zelfstandige familie Rhyparochromidae gezien in een superfamilie Lygaeoidea.[3] Lygaeidae is conform de indeling van bijvoorbeeld het Nederlands Soortenregister.
De balloterookwants is 5,4 - 6,3 millimeter lang. Ze hebben een opvallende rood-bruin en wit patroon op het onderste deel van het zwarte halsschild (pronotum) en op de voorvleugels. Op de cuneus is er een grote witte vlek. Ook op het achterste deel van het donkere membraan (doorzichtige deel van de voorvleugels) is een witte vlek. De wantsen kunnen zowel kortvleugelig (brachypteer) als langvleugelig (macropteer) zijn. De kop en het schildje (scutellum) zijn zwart.
Deze soort komt voor in Europa (behalve in het noordelijke deel). In het zuiden reikt het verspreidingsgebied tot in Noord-Afrika en in het oosten tot in West-Siberië, Klein-Azië en het gebied rond de Kaspische Zee. Hij is met vrachtvervoer versleept naar de Noord-Amerika, waar hij zich snel heeft verspreid.[4] Het is een bewoner van warme, droge tot matig vochtige leefgebieden. (vooral op kalkbodem). Hij komt voor in verschillende soorten leefgebieden. waar wel vaak loof- of naaldbomen in de omgeving aanwezig zijn, zoals bosranden, open plekken, houtwallen, wegbermen, braakliggende terreinen.
Hij leeft vaak onder planten uit de lipbloemenfamilie (Lamiaceae), met name Ballote (Ballota) en Andoorn (Stachys). De wantsen leven van zaden op de grond en klimmen zelden in de planten om aan de rijpende zaden te zuigen. De imago’s overwinteren onder losse schors en dood hout en paren in mei. De nimfen worden vooral waargenomen in juni en juli. De volwassenen wantsen van de nieuwe generatie verschijnen vanaf juli. Er wordt één generatie gevormd per jaar, maar in zuidelijk gelegen gebieden kan er onder gunstige omstandigheden een tweede generatie zijn.
De Raglius alboacuminatus is een wants uit de onderfamilie Rhyparochrominae en uit de familie bodemwantsen (Lygaeidae). 'Balloterookwants' is de Nederlandse naam voor deze wants op Waarneming.nl, waar voor alle in de Benelux voorkomende wantsen eenduidige Nederlandse namen zijn ingevoerd.
De onderfamilie Rhyparochrominae wordt ook weleens als een zelfstandige familie Rhyparochromidae gezien in een superfamilie Lygaeoidea. Lygaeidae is conform de indeling van bijvoorbeeld het Nederlands Soortenregister.