Parahydromys asper és una espècie de rosegador de la família dels múrids. Viu a altituds d'entre 500 i 2.200 msnm a Indonèsia i Papua Nova Guinea. Els seus hàbitats naturals són les ribes dels rierols, els boscos i els jardins rurals. Es creu que no hi ha cap amenaça significativa per a la supervivència d'aquesta espècie.[1] El seu nom específic, asper, significa 'aspre' en llatí.[2]
Parahydromys asper és una espècie de rosegador de la família dels múrids. Viu a altituds d'entre 500 i 2.200 msnm a Indonèsia i Papua Nova Guinea. Els seus hàbitats naturals són les ribes dels rierols, els boscos i els jardins rurals. Es creu que no hi ha cap amenaça significativa per a la supervivència d'aquesta espècie. El seu nom específic, asper, significa 'aspre' en llatí.
Die Bergschwimmratte oder Gebirgs-Wasserratte (Parahydromys asper) ist eine Nagetierart aus der Gruppe der Altweltmäuse (Murinae).
Mit einer Kopfrumpflänge von 21 bis 23 Zentimetern, einer Schwanzlänge von 23 bis 28 Zentimetern und einem Gewicht von 490 bis 590 Gramm zählen die Bergschwimmratten zu den größeren Altweltmäusen. Ihr kurzes, raues Fell ist an der Oberseite graubraun und an der Unterseite weißlich bis hellbraun gefärbt. Charakteristisch ist die breite Schnauze mit den zahlreichen Vibrissen, die Hinterfüße sind mit Schwimmhäuten versehen.
Bergschwimmratten leben auf Neuguinea. Sie bewohnen gebirgige Regionen auf der ganzen Insel und sind zwischen 600 und 2700 Metern Seehöhe zu finden. Sie leben in Wäldern oder in anderen mit dichter Vegetation bestandenen Gebieten, meist in der Nähe von Flüssen. Vermutlich ernähren sie sich von Insekten und anderen wirbellosen Tieren.
Systematisch gilt sie als naher Verwandter der Schwimmratten (Hydromys) und wird in die Hydromys-Gruppe eingeordnet.
Die Art ist häufig, es sind keine Bedrohungen bekannt, die IUCN listet sie als „nicht gefährdet“ (least concern).
Die Bergschwimmratte oder Gebirgs-Wasserratte (Parahydromys asper) ist eine Nagetierart aus der Gruppe der Altweltmäuse (Murinae).
Mit einer Kopfrumpflänge von 21 bis 23 Zentimetern, einer Schwanzlänge von 23 bis 28 Zentimetern und einem Gewicht von 490 bis 590 Gramm zählen die Bergschwimmratten zu den größeren Altweltmäusen. Ihr kurzes, raues Fell ist an der Oberseite graubraun und an der Unterseite weißlich bis hellbraun gefärbt. Charakteristisch ist die breite Schnauze mit den zahlreichen Vibrissen, die Hinterfüße sind mit Schwimmhäuten versehen.
Bergschwimmratten leben auf Neuguinea. Sie bewohnen gebirgige Regionen auf der ganzen Insel und sind zwischen 600 und 2700 Metern Seehöhe zu finden. Sie leben in Wäldern oder in anderen mit dichter Vegetation bestandenen Gebieten, meist in der Nähe von Flüssen. Vermutlich ernähren sie sich von Insekten und anderen wirbellosen Tieren.
Systematisch gilt sie als naher Verwandter der Schwimmratten (Hydromys) und wird in die Hydromys-Gruppe eingeordnet.
Die Art ist häufig, es sind keine Bedrohungen bekannt, die IUCN listet sie als „nicht gefährdet“ (least concern).
Parahydromys asper Parahydromys generoko animalia da. Karraskarien barruko Murinae azpifamilia eta Muridae familian sailkatuta dago.
Parahydromys asper Parahydromys generoko animalia da. Karraskarien barruko Murinae azpifamilia eta Muridae familian sailkatuta dago.
Parahydromys asper est la seule espèce du genre Parahydromys. C'est un rongeur de la sous-famille des Murinés que l'on rencontre en Nouvelle-Guinée.
Parahydromys asper est la seule espèce du genre Parahydromys. C'est un rongeur de la sous-famille des Murinés que l'on rencontre en Nouvelle-Guinée.
Parahydromys asper (Thomas, 1906) è l'unica specie del genere Parahydromys (Poche, 1906), endemica della Nuova Guinea.[1][2]
L'epiteto generico deriva dalla combinazione del prefisso Para-, vicino, e dal nome del genere Hydromys, con allusione alle caratteristiche comuni con i ratti d'acqua australiani, mentre il termine specifico deriva dalla parola latina asper, ruvido, ed è riferito alla particolare consistenza della pelliccia.
Roditore di grandi dimensioni, con lunghezza della testa e del corpo tra 210 e 230 mm, la lunghezza della coda tra 234 e 275 mm, la lunghezza del piede tra 48,8 e 55 mm, la lunghezza delle orecchie tra 10,5 e 15 mm e un peso fino a 590 g.[3]
Il cranio è corto e largo e presenta un rostro corto e notevolmente allargato alla base, la scatola cranica è tondeggiante e le bolle timpaniche relativamente grandi. I fori palatali anteriori sono corti. I molari sono grandi ed hanno una caratteristica disposizione delle cuspidi a bacino.
Sono caratterizzati dalla seguente formula dentaria:
2 0 0 1 1 0 0 2 2 0 0 1 1 0 0 2 Totale: 12 1.Incisivi; 2.Canini; 3.Premolari; 4.Molari;La pelliccia è corta e ruvida. Le parti superiori sono grigio-brunastre, mentre quelle inferiori sono biancastre con una leggera tinta giallastra. Il muso è corto e largo, le vibrisse sono numerose e ispessite, quelle superiori sono nere mentre quelle inferiori sono bianche e ricoprono densamente il labbro superiore, il quale è rigonfio. Le orecchie sono piccole, arrotondate e bruno grigiastre. Il dorso delle zampe è marrone chiaro. Il quinto dito del piede è ridotto e privo di artiglio, le piante sono lisce e fornite di sei cuscinetti carnosi. La coda è più lunga della testa e del corpo, è marrone scura con la parte terminale bianca, è densamente ricoperta di peli che diventano più lunghi verso l'estremità dove formano un piccolo ciuffo. Emette un particolare odore putrescente. Il Cariotipo è 2n=48 FN=52.
È una specie terricola spesso frequente lungo i corsi d'acqua, dove costruisce le tane. Si muove lentamente e quando disturbata emette un caratteristico brusio modulato ritmicamente.
Si nutre di insetti, lombrichi, altri invertebrati e anche di radici e germogli di piante del genere Equisetum.
Le femmine danno alla luce due piccoli alla volta.
Questa specie è endemica della Nuova Guinea.
Vive nelle foreste, ma anche nei parchi e nei giardini tra i 500 e 2.200 metri di altitudine.
La IUCN Red List, considerato il vasto areale e la popolazione numerosa, classifica P.asper come specie a rischio minimo (LC).[1]
Parahydromys asper (Thomas, 1906) è l'unica specie del genere Parahydromys (Poche, 1906), endemica della Nuova Guinea.
Kalninės vandeninės žiurkės (lot. Parahydromys, angl. Mountain Water Rats, vok. Bergschwimmratten) – pelinių (Muridae) šeimos graužikų gentis, kurioje yra vienintelė rūšis – kalninė vandeninė žiurkė (Parahydromys asper). Graužikas iki 24 cm ilgio, uodega apie 26 cm ilgio. Kailis trumpas. Nugaros pusė rudai pilka, pilvas baltas. Uodega rudai juosvos spalvos ir su baltu galiuku.
Paplitusios Naujojoje Gvinėjoje. Gyvena kalnų pašlaitėse.
Parahydromys asper is een knaagdier uit de muizen en ratten van de Oude Wereld (Murinae) dat voorkomt in de lagere delen van de bergen van Nieuw-Guinea. Het is de enige soort van het geslacht Parahydromys, dat het nauwst verwant is aan Hydromys (Helgen, 2005). Anders dan zijn nauwste verwanten leeft deze soort niet in het water.
Deze soort werd voor het eerst beschreven door Thomas (1906) als Limnomys asper (een nieuw geslacht). De naam Limnomys ("moerasmuis") was echter al eerder (1905) gebruikt voor een Filipijnse rat, zodat Thomas de nieuwe naam Drosomys voorstelde. Door Poche werd echter iets eerder al een andere nieuwe naam voorgesteld, Parahydromys "naast Hydromys". Die naam wordt nu gebruikt. De soortnaam asper betekent trouwens "ruig" en verwijst naar de harde vacht. Stein (1933) suggereerde als eerste dat P. asper oorspronkelijk in het water leefde en pas later naar het land terugkeerde. Rümmler (1938) plaatste hem in Hydromys, maar die mening is niet of nauwelijks gevolgd. Tate (1951) vatte de gepubliceerde informatie over P. asper samen. Hij ondersteunde Steins mening door te wijzen op de specialisaties van de zolen van de voeten, die op die van Hydromys lijken. Sindsdien zijn er nog enkele artikelen gepubliceerd over dit dier.
P. asper is een middelgrote, donkerbruine rat met extreem opgezwollen lippen, een harde vacht en lange tastharen. Net als zijn in het water levende verwanten heeft hij zwemvliezen tussen zijn tenen. De rugvacht is bruingrijs, met korte, harde haren. De buik is gebroken wit. De staart is voor de helft wit en eindigt in een borstel van lange haren. De oren zijn klein, maar goed ontwikkeld.
De brede, korte schedel lijkt sterk op die van Hydromys, maar is breder en massiever. De bullae en het neurocranium zijn groot. De basis van het rostrum is opgezwollen. De foramina incisiva zijn zeer kort. De wortels van de voortanden zitten ver uit elkaar, maar de punten groeien naar elkaar toe.
De kop-romplengte bedraagt 210 tot 230 mm, de staartlengte 234 tot 275 mm, de achtervoetlengte 48,8 tot 55 mm, de oorlengte 10,5 tot 15 mm en het gewicht 490 tot 590 gram (gebaseerd op vijf exemplaren; zie Flannery, 1995). Tate (1951) rapporteerde dat het holotype een condylo-incisieve lengte van 46,5 mm, een condylobasilaire lengte van 44,1 mm, een zygomatische breedte van 26,0 mm, een interorbitale breedte van 8.7 mm, een interparietaal van 9,0 mm, een neurocranium van 22,0 mm breed, een mastoïde breedte van 21,8 mm, nasalen van 16,0 mm lang en 5,5 mm breed, een zygomatische plaat van 2,6 mm, een diastema van 12,5 mm, een palatilaire lengte van 23,2 mm, foramina incisiva van 4,0 mm lang en 2,6 mm breed, een fossa mesopterygoidea van 4,4 mm breed, een bulla van 6,2 mm lang, een afstand van 9,5 mm tussen de toppen van de eerste twee bovenkiezen, een eerste bovenkies van 6,8 x 3,4 mm en een tweede bovenkies van 2,9 x 2,8 mm heeft. Het is onbekend hoeveel mammae vrouwtjes hebben.
Volgens Helgen (2005:6) zijn Hydromys en Parahydromys verwant omdat de rugvachten op elkaar lijken, en omdat ze brede rostra, minder gegroefde voorkanten van het palatum, bredere fossae mesopterygoideae en meer massieve zygomata hebben, die minder naar beneden gericht zijn (alles ten opzichte van de Baiyankamys-Crossomys-groep). Ook de morfologie van sperma en phallus en genetische gegevens plaatsen Hydromys en Parahydromys dicht bij elkaar (hoewel in de genetische studies weinig mogelijk verwante geslachten werden geanalyseerd).
P. asper is gevonden langs de hele Centrale Cordillera van Nieuw-Guinea, van de Arfakbergen en de Weyland Range in het westen tot Mount Dayman in het oosten, alsmede in het Torricelligebergte in het noorden en op het geïsoleerde Huonschiereiland. Hij leeft waarschijnlijk voornamelijk op rivieroevers, maar is ook gevonden in bossen en tuinen. Het dier komt voor op een hoogte van 700 tot 2200 m. Er is ook een Laat-Pleistocene subfossiele onderkaak bekend uit de Arfakbergen (Aplin et al., 1999). Die is iets groter dan recente exemplaren uit Papoea-Nieuw-Guinea. De soort wordt niet bedreigd.
P. asper eet regenwormen, wortels en knoppen van paardenstaarten (die hij opgraaft) en mogelijk andere ongewervelden. Er worden meestal twee jongen tegelijk geboren. Volgens de mensen in de Torricellibergen slaapt deze rat in holen of onder rotsen. Als hij verstoord wordt, maakt hij een vreemd zoemend geluid, waarvan het volume ritmisch verandert. Het dier beweegt langzaam. De huid stroopt makkelijk van de staart af. Levende en net dode dieren verspreiden een zeer sterke lucht. Door dit volk, de Olo uit Sandaun Province, wordt hij tumsu genoemd. De Kalam uit Madang Province noemen hem godme, de Daribi uit Chimbu Province bomboro (hoewel dat niet helemaal zeker is). De Indonesische naam is Tikus Air Rambut Kasar.
Parahydromys asper is een knaagdier uit de muizen en ratten van de Oude Wereld (Murinae) dat voorkomt in de lagere delen van de bergen van Nieuw-Guinea. Het is de enige soort van het geslacht Parahydromys, dat het nauwst verwant is aan Hydromys (). Anders dan zijn nauwste verwanten leeft deze soort niet in het water.
Bobroszczurzyk papuaski[3] (Parahydromys asper) – gatunek gryzonia z rodziny myszowatych, występujący endemicznie na Nowej Gwinei[2][4].
Gatunek został opisany naukowo w 1906 roku przez O. Thomasa[5]. Miejsce typowe znajduje się w Prowincji Centralnej Papui-Nowej Gwinei, na Mount Gayata w Górach Owena Stanleya[4].
Bobroszczurzyk papuaski występuje w niepodległej Papui-Nowej Gwinei i w indonezyjskiej prowincji Papua[2]. Holoceńskie stanowisko archeologiczne na półwyspie Ptasia Głowa (prowincja Papua Zachodnia) zawierało szczątki tego gryzonia, co wskazuje, że dawniej występował też dalej na zachód[4]. Żyje w wyżynnej środkowej części wyspy, na wysokościach od 500 do 2200 m n.p.m., niepotwierdzone doniesienia sugerują jego obecność także na mniejszych wysokościach. Okazy były chwytane na brzegach strumieni, w lasach i w wiejskich ogródkach. Jest nieczęsto spotykany w obszarach przekształconych ludzką działalnością[2].
Gryzonie te żyją w pobliżu słodkiej wody[2], ale w odróżnieniu od bobroszczurów (Hydromys) nie są ziemnowodne[4]. Kopią nory na brzegach strumieni i pod skałami. Samice rodzą w miocie dwa młode[2].
Bobroszczurzyk papuaski jest spotykany na dużym obszarze. Chociaż nie wiadomo, jaki jest trend zmian jego liczebności, nie są znane znaczące zagrożenia dla tego gatunku. Prawdopodobnie występuje w obszarach chronionych (część obszaru jego występowania obejmuje Park Narodowy Lorentz). Bobroszczurzyk papuaski jest przez Międzynarodową Unię Ochrony Przyrody uznawany za gatunek najmniejszej troski[2].
Bobroszczurzyk papuaski (Parahydromys asper) – gatunek gryzonia z rodziny myszowatych, występujący endemicznie na Nowej Gwinei.
Gatunek został opisany naukowo w 1906 roku przez O. Thomasa. Miejsce typowe znajduje się w Prowincji Centralnej Papui-Nowej Gwinei, na Mount Gayata w Górach Owena Stanleya.
Parahydromys asper[2] är en däggdjursart som först beskrevs av Thomas 1906. Parahydromys asper är ensam i släktet Parahydromys som ingår i familjen råttdjur.[3][4] IUCN kategoriserar arten globalt som livskraftig.[1] Inga underarter finns listade i Catalogue of Life.[3]
Denna gnagare förekommer i kulliga områden och i bergstrakter på Nya Guinea. Arten vistas i regioner som ligger 500 till 2200 meter över havet. Parahydromys asper gräver sina bon vid strandlinjen av vattendrag eller gömmer sig under klippor. Den hittas vanligen i skogar och i trädgårdar.[1]
Per kull föds vanligen två ungar.[1]
Parahydromys asper är en däggdjursart som först beskrevs av Thomas 1906. Parahydromys asper är ensam i släktet Parahydromys som ingår i familjen råttdjur. IUCN kategoriserar arten globalt som livskraftig. Inga underarter finns listade i Catalogue of Life.
Denna gnagare förekommer i kulliga områden och i bergstrakter på Nya Guinea. Arten vistas i regioner som ligger 500 till 2200 meter över havet. Parahydromys asper gräver sina bon vid strandlinjen av vattendrag eller gömmer sig under klippor. Den hittas vanligen i skogar och i trädgårdar.
Per kull föds vanligen två ungar.
Parahydromys asper là một loài động vật có vú trong họ Chuột, bộ Gặm nhấm. Loài này được Thomas mô tả năm 1906.[1] Loài này sinh sống ở New Guinea.
Parahydromys asper là một loài động vật có vú trong họ Chuột, bộ Gặm nhấm. Loài này được Thomas mô tả năm 1906. Loài này sinh sống ở New Guinea.
粗毛水鼠屬(學名:Parahydromys asper),哺乳綱、囓齒目、鼠科的一屬,而與粗毛水鼠屬(粗毛水鼠)同科的動物尚有新幾內亞水鼠屬(朱脅水鼠)、酋家鼠屬(酋家鼠)、弗羅裏斯鼠屬(弗羅裏斯鼠)、巴拉望軟毛鼠屬(巴拉望軟毛鼠)等之數種哺乳動物。
뉴기니물가쥐(Parahydromys asper)는 쥐과에 속하는 설치류의 일종이다.[2] 뉴기니물가쥐속(Parahydromys)의 유일종이다. 뉴기니 섬에 처음 정착한 쥐과 설치류 조상의 일부로 간주되고 있다. "기니쥐"로도 불린다.
다음은 2008년 레콤프테 등(Lecompte et al.)[3]의 연구에 기초한 계통 분류이다.
물쥐족 필리핀 계통 사훌 계통