Hoefijzerwormen of snorwormen (Phoronida) (naar de Griekse mythologische figuur Phoronis, bijnaam van Io) is een stam van het Dierenrijk waarvan er wereldwijd slechts 10 soorten bekend zijn.
Deze tot 20 cm lange dieren hebben een plomp, langwerpig lichaam, met een uitstulping aan de achterkant dat als anker fungeert waarmee het dier zich in zijn koker of gang vastzet. Over de mond hangt een korte lip heen, het epistoom, en is omringd door een hoefijzerachtig lofofoor met talrijke lange, van trilharen voorziene tentakels. Hun darm is U-vormig.
Hoefijzerwormen leven tot op een diepte van 50 meter op de bodem van de zee en maken een vliezige koker in modderige zandbodems of boren gangen in kalksteen en schelpen. De kokers waarin zij leven, staan vaak in groepen bijeen. Zij vormen echter geen kolonies, zoals de verwante mosdiertjes. Ze hebben een grote ecologische waarde omdat ze met hun booractiviteiten de schelpen vergruisen en het kalkgesteente openen waardoor dit voor andere borende organismen toegankelijk wordt.
De dieren verzamelen micro-organismen en organisch afval met behulp van de tentakels.
De hoefijzerwormen zijn als volgt onderverdeeld:[2][3]
Bijzonderheid is dat het geslacht Actinotrocha uitsluitend uit larven bestaat van soorten die ook in de adulte geslachten voorkomen. In de wetenschappelijke literatuur wordt deze methode tot op heden ook gebruikt.[3]
De Phoronis muelleri komt in de Noordzee voor. Twee andere soorten uit de Europese zeeën zijn Phoronis hippocrepia (Kleine hoefijzerworm) en de Phoronis psammophilla.
BronnenHoefijzerwormen of snorwormen (Phoronida) (naar de Griekse mythologische figuur Phoronis, bijnaam van Io) is een stam van het Dierenrijk waarvan er wereldwijd slechts 10 soorten bekend zijn.