Cottus rhenanus és una espècie de peix pertanyent a la família dels còtids.
És un peix d'aigua dolça, bentopelàgic i de clima temperat que viu en rierols amb fons de grava.[4]
Es troba a Europa: Alemanya.[4]
És inofensiu per als humans.[4]
Die Rheingroppe (Cottus rhenanus) ist ein kleiner, auch in Deutschland vorkommender Süßwasserfisch, der ursprünglich nur im Flussgebiet des Rheins lebte.
Die Rheingroppe erreicht eine Maximallänge von etwa 9,5 cm. Von anderen Arten der gleichen Gattung unterscheidet sich die Art dadurch, dass sie kein durchgehendes Band auf der Afterflosse besitzt und der Körper nicht durch stachelartige, rückgebildete Schuppen gesprenkelt ist (manchmal kommt unter der Brustflosse eine Sprenkelung vor). An der Basis der ersten Rückenflosse hat der Fisch schwach ausgebildete schwarze Flecken. Hinzu kommen molekulare Daten, die den Artstatus der erst 2005 beschriebenen Art bestätigen.
Die Rheingroppe lebt im Süßwasser und ist hier vor allem am Gewässerboden und in den unteren Wasserschichten der Flüsse zu finden (benthopelagisch). Sie gilt als wenig anspruchsvoll und ist vor allem an kaltes Wasser der gemäßigten Klimazone angepasst. Die Fortpflanzungsraten sind sehr hoch, eine Verdopplung der Population erfolgt in weniger als 15 Monaten.
Zwei im Brabecker Mühlenbach, einem Zulauf der Boye im Emschersystem am Niederrhein, lebende Populationen der Art wurden durch Robert Donoso-Büchner als „Emschergroppe“ gefasst.[1] Die Tiere sind genetisch anhand von Markern der mitochondrialen DNA von der typischen Rheingroppe nicht zu unterscheiden, es sollen aber geringfügige morphologische Unterschiede existieren. Demnach wäre die „Emschergroppe“ am ehesten eine etwas differenzierte Lokalpopulation der Rheingroppe, die aufgrund der Kanalisierung und Verschmutzung der Emscher und ihrer Nebenflüsse nur in einer Reliktpopulation überdauerte. Die Emschergenossenschaft hat die „Emschergroppe“ in der renaturierten Emscher und ihren Nebengewässern wieder angesiedelt, um die Population zu erhalten.[2][3]
Die Rheingroppe (Cottus rhenanus) ist ein kleiner, auch in Deutschland vorkommender Süßwasserfisch, der ursprünglich nur im Flussgebiet des Rheins lebte.
Cottus rhenanus is a species of freshwater ray-finned fish belonging to the family Cottidae, the typical sculpins. It is found in France, Belgium, Germany, Luxembourg, and the Netherlands. It inhabits the Rhine and Meuse river drainages. It reaches a maximum length of 10.0 cm.[2] It prefers streams with clear, cool, moderate to swift water and stone substrate.[3] Here, it mostly occurs in the shallow parts of streams. This species was described as a separate species from the European bullhead (C. gobio) in 2005 by Jörg Freyhof, Maurice Kottelat and Arne W. Nolte.[4] The specific name rhenatus means belonging to Rhenus, the Latin name of the River Rhine.[5]
Cottus rhenanus is a species of freshwater ray-finned fish belonging to the family Cottidae, the typical sculpins. It is found in France, Belgium, Germany, Luxembourg, and the Netherlands. It inhabits the Rhine and Meuse river drainages. It reaches a maximum length of 10.0 cm. It prefers streams with clear, cool, moderate to swift water and stone substrate. Here, it mostly occurs in the shallow parts of streams. This species was described as a separate species from the European bullhead (C. gobio) in 2005 by Jörg Freyhof, Maurice Kottelat and Arne W. Nolte. The specific name rhenatus means belonging to Rhenus, the Latin name of the River Rhine.
De beekdonderpad (Cottus rhenanus) is een inheemse vis in de Lage Landen. In de literatuur (en in de Flora- en faunawet) van voor 2005 wordt deze donderpad nog (samen met Cottus perifretum) abusievelijk Cottus gobio genoemd. Cottus gobio komt voor in het Oostzeegebied en Midden-Europa, maar ontbreekt in Nederland en België.[2][3] Beide soorten zoetwatervissen zijn uit een familie van zowel zoet- als zoutwatervissen, de donderpadden.
Het onderscheid tussen de rivier- en de beekdonderpad is de aanwezigheid van stekeltjes op de flanken. Deze stekeltjes kan men zien, maar beter is om te voelen met de vinger. Een rivierdonderpad voelt dan ruw aan. De beekdonderpad heeft veel minder stekels, het grootste deel van de flank voelt glad aan. Op plaatsen waar beide donderpadsoorten naast elkaar voorkomen kan hybridisatie optreden. De hybriden hebben evenals de rivierdonderpad stekeltjes verspreid over de flank.[3] De beekdonderpad plant zich voor het eerst voort op een leeftijd van 2 tot 4 jaar. De vis legt één keer eieren per jaar en voor een periode van 2 tot 3 jaar. Het leggen van de eitjes gebeurt in de periode maart-april wanneer de temperatuur boven de 12°C stijgt.[1]
De beekdonderpad komt voor in kiezelige beken in het stroomgebied van de Maas en de Rijn (tot Mannheim), inclusief de Main en de Neckar en in zijbeken van de Maas.[2][1]
Uit onderzoek door RAVON blijkt dat in Nederland de beekdonderpad voorkomt in de Geul, de Berkel en de Aa-strang. Daarnaast zijn er beekdonderpadden net over de grens in de Roer gevonden.[3]
In de Flora- en faunawet staat de soort nog als Cottus gobio als beschermde diersoort vermeld. Deze soort staat niet op de Nederlandse rode lijst (2004). De beekdonderpad (C. rhenanus) komt wel in aanmerking voor een rodelijststatus omdat deze soort uitsluitend voorkomt in beekjes in Limburg.[4] Op de rode lijst (2015) geldt de soort nu als gevoelig.
BronnenDe beekdonderpad (Cottus rhenanus) is een inheemse vis in de Lage Landen. In de literatuur (en in de Flora- en faunawet) van voor 2005 wordt deze donderpad nog (samen met Cottus perifretum) abusievelijk Cottus gobio genoemd. Cottus gobio komt voor in het Oostzeegebied en Midden-Europa, maar ontbreekt in Nederland en België. Beide soorten zoetwatervissen zijn uit een familie van zowel zoet- als zoutwatervissen, de donderpadden.
萊因河杜父魚，為輻鰭魚綱鮋形目杜父魚亞目杜父魚科的其中一種，為溫帶淡水魚，分布於歐洲德國萊茵河和默茲河流域，體長可達10公分，棲息在礫石底質、水質清澈冰冷的溪流，生活習性不明。
这是一篇鮋形目小作品。你可以通过编辑或修订扩充其内容。 
