Honingzuigers (Nectariniidae) zijn een familie van vogels uit de orde zangvogels. De meeste soorten uit deze familie komen voor in Afrika, Zuid- en Zuidoost-Azië en een paar soorten in het noorden van Australië. In Zuid-Afrika worden ze suikerbekkies genoemd.
Het verenkleed van de mannetjes is sterk iriserend, dat van de vrouwtjes is meestal grijsgroen. Na de rui krijgen de mannetjes een saai vederkleed, net als de vrouwtjes. Het zijn meestal kleine vogels, de lichaamslengte varieert van 8 tot 22 cm. Ze hebben een lange snavel.
De meeste honingzuigers leven van nectar, hoewel ze ook insecten vangen, vooral om hun jongen mee te voeden. Bessen vormen ook een onderdeel van het dieet van sommige soorten. Hun vlucht is snel en direct; ze hebben korte vleugels.
Wat betreft hun foerageergedrag lijken honingzuigers op de kolibries uit Amerika en de honingeters van Australië.
Hun eivormige nesten zijn gemaakt van mos en spinrag en worden meestal opgehangen aan twijgen en takken.
Deze familie is het meest verwant met de bastaardhoningvogels. Ze zijn niet verwant met de kolibries, deze laatste zijn geen zangvogels maar behoren tot de orde van de apodiformes (w.o. de gierzwaluwen). Ze zijn ook geen naaste verwanten van de Australische honingeters. Hoewel ze door hun fijne snavels erg lijken op insectenetende soorten, behoren ze tot de superfamilie Passeroidea, een clade met veel zaadetende vogelsoorten, maar ook fijnsnavelige insecteneters zoals de piepers en kwikstaarten.
De familie telt 15 geslachten en 136 soorten.[1] Over de plaatsing in een bepaald geslacht is vaak geen consensus.
Honingzuigers (Nectariniidae) zijn een familie van vogels uit de orde zangvogels. De meeste soorten uit deze familie komen voor in Afrika, Zuid- en Zuidoost-Azië en een paar soorten in het noorden van Australië. In Zuid-Afrika worden ze suikerbekkies genoemd.