De Oosterse boomvalk (Falco severus) is een valkensoort die voorkomt in Azië. Hij is nauw verwant aan de Australische boomvalk (Falco longipennis).
De Oosterse boomvalk is een kleine, slanke valk met een lengte van ongeveer 30 cm. Het verenkleed is aan de achterzijde blauwgrijs en aan de voorzijde rossig. De keel is licht gekleurd.
De Oosterse boomvalk komt voor van India en Pakistan in het oosten tot Indonesië, de Filipijnen, Nieuw-Guinea en de Salomonseilanden in het westen. In het grootste deel van zijn verspreidingsgebied is de soort een jaarvogel. Op het Indisch Subcontinent broedt de soort in de Himalaya en overwintert in Zuid-India en op Sri Lanka. De Oosterse boomvalk is vooral te zien aan de bosrand of op open plekken in het bos. Hij jaagt ook bij meren en moerassen.
De soort jaagt vooral tijdens de schemering en vangt zijn prooi door vanaf een uitkijkpunt een aanval in de lucht uit te voeren. Op het menu staan insecten (bijvoorbeeld libellen), vogels en vleermuizen.
Net zoals andere valkensoorten maakt de Oosterse boomvalk geen eigen nest, maar gebruikt een holte in een boom of een oud nest van een andere vogel. Het legsel bestaat uit twee tot vier eieren.
De volgende twee ondersoorten worden erkend:[2]
De Oosterse boomvalk (Falco severus) is een valkensoort die voorkomt in Azië. Hij is nauw verwant aan de Australische boomvalk (Falco longipennis).