Kivilər, qanadsızlar (lat. Apterygiformes) — tilsiz quşlar dəstəsi.
Qanadları zəif inkişaf etmişdir; quyruqsuzdur, ayaqları güclü, caynaqları itidir. Yumşaq lələkləri bədənini eyni dərəcədə örtür. Dimdiyi uzundur. Burun dəlikləri dimdiyinin ucundadır. Gözləri xırdadır. Kivilərin kütləsi 1,4—4 kq-a qədərdir. Kegə quşlarıdır. Yaxşı eşidir və qoxu bilir. 3 növü var. Yeni Zelandiyada yayılmışdır. Rütubətli həmişəyaşıl meşələrdə çox gizli halda yaşayırlar. Yuvasına və ya ağac kökləri altına 1—2 yumurta qoyur. 6—7 həftə kürt yatır. Bir həftəlik balalar sərbəst yemlənir. Cücülər, qurd, giləmeyvə ilə qidalanır. Yeni Zelandiyaya gətirilmiş itlər, pişiklər və s. heyvanlar kiviləri tələf etdiyi üçün sayı çox azalmışdır. Mühafizə olunurlar.
Urdd o adar na fedrant hedfan yw'r Apterygiformes neu ar lafar, y Ciwïod. Mae'r erthygl hon yn cyfeirio at yr urdd, y teulu (Apterygidae) a'r rhywogaeth. Maent yn y genws Apteryx ac yn frodorol o Seland Newydd.
Mae maint y ciwi yn debyg i'r Iâr. Dyma'r lleiaf o'r aderyn gwastatfron, y ratites, sydd hefyd yn cynnwys yr estrys, yr emiwiaid, y rhea a'r corgasowarïaid. Gan y grŵp yma o adar y ceir yr wyau mwayf - mewn cyfartaledd a maint yr iâr.[1]
Denges DNA yr Apterygiformes eu bod yn perthyn yn agos iawn i'r Aepyornithiformes a elwir ar lafar yn aderyn eliffantaidd, oherwydd ei faint anferthol, ond sydd bellach wedi darfod. Ceir pum rhywogaeth hawdd eu hadnabod. Mae dau ohonynt yn cael eu hystyried 'mewn perygl o ddiflanu o'r gwyllt' h.y. ar Restr Goch yr IUCN fel 'Bregus'. Caiff un arall ei ystyried 'mewn perygl' a'r llall 'mewn perygl difrifol'. Effaith torri coed yw hyn yn bennaf.[2][2][3][4]
Rhestr Wicidata:
teulu enw tacson delwedd Ciwi brith bach Apteryx owenii Ciwi brith mawr Apteryx haastii
De kiwi's of snipstruisen (Apterygiformes) zijn loopvogels die van nature alleen voorkomen in Nieuw-Zeeland. De vogel kreeg zijn naam van de Maori's. De naam is afgeleid van de kreet van het mannetje tijdens het paarseizoen en is dus een onomatopee. Volgens een Maori-mythe creëerde de god Tane de kiwi uit een kalebas.
De inwoners van Nieuw-Zeeland worden ook wel kiwi's genoemd en hetzelfde geldt voor veel andere aan dit land gerelateerde zaken zoals de Nieuw-Zeelandse dollar.
De kiwi's zijn bedreigd en worden sinds het einde van de 19e eeuw niet meer gegeten.
Kiwi's zijn ongeveer even groot als een gewone kip en zijn dan ook met afstand de kleinste soort loopvogel (ratites). Uit onderzoek blijkt dat ze fylogenetisch verwant zijn aan de kasuaris en mogelijk tot de uitgestorven moa en alle andere loopvogels.
Voor de komst van de eerste mensen naar Nieuw-Zeeland, vermoedelijk tussen de 10e en 14e eeuw, waren er afgezien van twee soorten vleermuizen geen zoogdiersoorten, zodat de ecologische niches die elders door zoogdieren ingevuld werden, door vogels en in mindere mate door reptielen werden bezet. Kiwi's konden zich zodoende onbedreigd ontwikkelen en namen er de plaats in van mollen en egels. Waarschijnlijk waren er toen 12 miljoen kiwi's. Tegenwoordig zijn er vermoedelijk nog zo'n 60.000.
Kiwi's zijn sterk aangepast aan het leven op en in de grond. Ze hebben bijvoorbeeld wel vleugels, maar kunnen er niet mee vliegen. Hun vleugels zijn ongeveer 5 cm lang en vrijwel onzichtbaar onder het verendek. De botten van de meeste vogelsoorten zijn hol om gewicht te sparen, maar die van de kiwi bevatten merg, net zoals bij zoogdieren. De veren van kiwi's lijken op haar. Kiwi's hebben geen staart en drinken erg weinig.
De kiwi is een schuwe nachtvogel met een zeer goed reukvermogen, wat zeer ongebruikelijk is voor vogels, die normaal gesproken vooral afgaan op hun gezichtsvermogen. Aan het uiteinde van zijn lange, scherpe snavel heeft hij neusgaten.[1] Bij de meeste vogels zitten de neusgaten bij het begin van de snavel en geen enkele andere vogelsoort heeft de neusgaten bij de snavelpunt. De kiwi is vrijwel blind. Hij voedt zich door deze snavel in de grond te steken om wormen, insecten en andere ongewervelden te vinden. Hij eet echter ook wel fruit, kleine krabben, amfibieën en rivierkreeften.
Sommige soorten kiwi's kunnen sneller rennen dan een mens. Met hun stevige, drie-tenige poten met scherpe nagels kunnen zij zich tegen niet te grote roofdieren verdedigen. Kiwi's zijn territoriumvogels.
Kiwi's zijn monogaam en leven in paren. Het broedseizoen is voornamelijk tussen het einde van de winter en de zomer. De eieren worden gelegd in bestaande holtes, zoals holle stammen en tussen boomwortels, maar ook wel in door het mannetje gegraven holen. In verhouding tot het lichaam van het vrouwtje is een kiwi-ei het grootste vogel-ei ter wereld, mogelijk met uitzondering van de kolibrie.
Kiwi's kunnen vermoedelijk tot ongeveer 20 jaar oud worden.
Kiwi's behoren tot orde Apterygiformes. Deze orde behoort tot de zogenaamde Paleognathae, samen met vier andere ordes: tinamoes, struisvogels, nandoes en kasuarissen en emoes. Dit zijn vogels die in het skelet (kaak en borstbeen) en het DNA kenmerken vertonen die bij alle andere vogels ontbreken. Vier ordes bestaan uit loopvogels, de tinamoes kunnen ook vliegen.
De orde Apterygiformes bestaat uit één familie, met één nog levend geslacht en één uitgestorven geslacht, Proapteryx. Er zijn vijf hedendaagse soorten kiwi's en een aantal ondersoorten.
Alle soorten kiwi's staan op een rode lijst. De Noordereilandkiwi is een bedreigde vogelsoort, de Zuidereilandkiwi en de grote gevlekte kiwi zijn kwetsbare diersoorten. De kleine gevlekte kiwi, die alleen (nog) op kleine eilanden voorkomt, is er relatief het best aan toe, dat is een gevoelige soort. De in 2003 ontdekte Rowikiwi heeft voor de IUCN nog geen rodelijststatus, maar wordt door het Nieuw-Zeelandse overheid als ernstig bedreigd beschouwd.
In Nieuw-Zeeland wordt door regering (het Department of Conservation) en andere organisaties veel gedaan om de kiwisoorten te beschermen. Het voornaamste probleem is niet de aanwezigheid van de mens, maar die van in de koloniale tijd ingevoerde roofdieren zoals katten en hermelijnen en het varken. Er wordt geschat dat 95 % van de kiwi's het eerste levensjaar niet overleeft. De bescherming wordt op meerdere manieren aangepakt. Kiwi's worden bijvoorbeeld verplaatst naar plaatsen waar weinig roofdieren zijn of er wordt juist getracht het aantal roofdieren te beperken. Ook worden wel kiwi-eieren uit het nest gehaald, zodat de jonge kiwi het in het wild moeilijke eerste jaar in gevangenschap kan doorbrengen en later weer uitgezet kan worden.
De kiwi's of snipstruisen (Apterygiformes) zijn loopvogels die van nature alleen voorkomen in Nieuw-Zeeland. De vogel kreeg zijn naam van de Maori's. De naam is afgeleid van de kreet van het mannetje tijdens het paarseizoen en is dus een onomatopee. Volgens een Maori-mythe creëerde de god Tane de kiwi uit een kalebas.
De inwoners van Nieuw-Zeeland worden ook wel kiwi's genoemd en hetzelfde geldt voor veel andere aan dit land gerelateerde zaken zoals de Nieuw-Zeelandse dollar.
De kiwi's zijn bedreigd en worden sinds het einde van de 19e eeuw niet meer gegeten.
Multimedia w Wikimedia Commons 
Hasło w Wikisłowniku Kiwi – monotypowy rząd Apterygiformes z podgromady ptaków nowoczesnych Neornithes. Obejmuje rodzinę Apterygidae z dwoma rodzajami: Proapteryx, obejmującym jeden wymarły gatunek[3], oraz Apteryx, obejmującym pięć współcześnie żyjących gatunków. Współcześnie żyjący przedstawiciele grupy to nielotne gatunki lądowe, zamieszkujące wyłącznie Nową Zelandię[4]. Ptaki te mają następujące cechy:
Żyjący we wczesnym miocenie (ok. 16–19 mln lat temu) gatunek Proapteryx micromeros znany jest tylko z prawej kości udowej oraz lewej kości kwadratowej odkrytych w osadach formacji Bannockburn na terytorium Nowej Zelandii. Zachowane kości wskazują, że P. micromeros był mniejszy od współczesnych kiwi; jego masę autorzy jego opisu szacują na od 234,1 do 377 gramów, czyli kilkakrotnie mniej niż wynosi masa najmniejszego współczesnego kiwi, kiwi małego. Rozmiary kości kwadratowej P. micromeros były porównywalne z rozmiarami kości kwadratowych u kiwi małych, co sugeruje, że oba gatunki miały porównywalnych rozmiarów głowy; natomiast kość udowa P. micromeros była mniejsza i cieńsza od kości udowych kiwi małego (średnica trzonu kości udowej P. micromeros wynosiła około połowy średnicy trzonu kości udowych kiwi małego), co wskazuje, że gatunek ten miał proporcjonalnie mniejsze kończyny tylne niż współczesne kiwi. Autorzy opisu P. micromeros zwracają uwagę, że w większości przypadków ptaki z gatunków zdolnych do lotu są mniejsze i mają proporcjonalnie mniejsze tylne kończyny od spokrewnionych z nimi gatunków nielotnych; zdaniem autorów sugeruje to, że Proapteryx micromeros, inaczej niż współczesne kiwi, mógł być zdolny do lotu[3].
Współcześnie żyjący przedstawiciele grupy żywią się zarówno bezkręgowcami jak i pokarmem roślinnym. Prowadzą nocny tryb życia. Składają jedno do dwóch jaj, które przez 75 do 80 dni wysiaduje samiec, który również opiekuje się młodymi (zachowuje się podobnie jak kura domowa, czyli wskazuje miejsca do żerowania, rozgrzebuje ściółkę itp.). Dojrzewają długo, co najmniej dwa lata.
Wbrew łagodnemu wyglądowi potrafią zaatakować intruza na swoim terytorium, nawet pazurami. Zdarza się to rzadko, bo swoją obecność oznajmiają donośnymi okrzykami. Gdy śpią, trzymają głowę przy swoim szczątkowym skrzydle. Spadek populacji wynosi około 5% rocznie. Niszczą ją ssaki przywiezione tu przez człowieka.
W rzędzie Apterygiformes wyróżniana jest jedna rodzina (Apterygidae), do której należą dwa rodzaje i następujące gatunki[6][3]:
W niektórych klasyfikacjach nie wydziela się odrębnego rzędu Apterygiformes, a rodzina Apterygidae jest umieszczana w rzędzie strusi (Struthioniformes)[7].
Kiwi dobierają się w zależności od dostępności partnera do rozrodu ze względu na ograniczające bądź korzystne proporcje płci. Dobór ten jest uwarunkowany kosztami i korzyściami płynącymi z odejścia od modelu opieki nad posiadanym potomstwem (szczególnym ograniczeniem jest w tym przypadku wysoka inwestycja przedkopulacyjna). Większość kiwi pozostaje wiernie w długotrwałych związkach. Jednocześnie, w jednej populacji, co roku, połowa wszystkich par rozstaje się. Populacje kiwi są w większości zwarte, z przewagą samic i kompletnym brakiem behawioru terytorialnego.[8]
Kiwi są świetnym przykładem osobników o ogromnej inwestycji rodzicielskiej, z samicami produkującymi duże i wysoko białkowe, kosztowne energetycznie jaja, które wysiadywane są wyłącznie przez samców przez okres 3 miesięcy.[9]
Kiwi uważane były za gatunki żyjące samotnie i prowadzące wyłącznie długo trwające monogamiczne związki [10][11]. Jednak ostatnie badania odkryły różnorodność w parowaniu i systemach społecznych,a także odchylenia od wysiadywania jaj przez jednego rodzica (wyłącznie samca)[12][13][14][15] .
W związku z ich dużym wkładem w rodzicielstwo, kiwi oferują rozpatrywanie przed- i pokopulacyjne jako decydujące w ich systemie doboru. Istnieją przede wszystkim dwie, niewykluczające się drogi wyjaśniające ewolucję systemu doboru u kiwi[16].
Konieczność wychowywania potomstwa przez jednego lub oboje rodziców, alternatywni partnerzy pojawiający się w wypadku opuszczenia, oraz czas (zgranie czasowe) wkładu rodzicielskiego wpływają na dostosowanie skuteczności rodzicielskiej - stąd ewolucja strategii seksualnych. Dodatkowo, stopień w jakim zaangażowanie prekopulacyjne jednej płci (np. produkcja gamet) ogranicza możliwości wylęgowe, może wpływać na to czy opiekę rodzicielską będzie wykazywał osobnik tej, czy drugiej płci.[8]
Jeśli produkcja partnerów jest głównym czynnikiem kształtującym strategie reprodukcyjne kiwi spodziewalibyśmy się, że system parowania kiwi zmienia się wraz z danymi stosunkami płci w populacji. W populacjach z przewagą samic, stosunek płciowy powinien kierować się w stronę polygynii, która w takiej populacji powinna się pojawić. Podczas gdy w populacjach z przewagą samców, powinna się pojawić poliandria. W zbalansowanej proporcjonalnie płciowo populacji, monogamia powinna być preferowana.
Alternatywnie do powyższych założeń powinniśmy się spodziewać, że systemy parowania mogą być zależne tylko i wyłącznie od względnych ograniczeń obu płci w związku z ich rodzicielskim wkładem. Na przykład, wśród ptaków u których tylko jeden rodzic wykazuje opiekę nad potomstwem, najczęściej występuje poliandria, z racji tego że samice mogą wówczas składać jaja dla kolejnych partnerów (poprzedni wysiadują poprzednio złożone). Jeśli samica jest silnie zaangażowana w pojedynczy lęg, może zrezygnować z opieki rodzicielskiej ze względu na ograniczenia energetyczne. Samica musi odpocząć i odzyskać siły, podczas gdy jej partner wysiaduje złożone jaja. W takiej sytuacji również monogamia powinna być preferowana. Wśród gatunków wykazujących długo trwające związki, wskaźnik rozstań jest bardzo ważnym elementem systemu parowania, z silnym wpływem na dostosowanie jednego lub obojga rodziców.[8]
Kiwi – monotypowy rząd Apterygiformes z podgromady ptaków nowoczesnych Neornithes. Obejmuje rodzinę Apterygidae z dwoma rodzajami: Proapteryx, obejmującym jeden wymarły gatunek, oraz Apteryx, obejmującym pięć współcześnie żyjących gatunków. Współcześnie żyjący przedstawiciele grupy to nielotne gatunki lądowe, zamieszkujące wyłącznie Nową Zelandię. Ptaki te mają następujące cechy:
krępa budowa brak ogona długi, giętki dziób z otworami nosowymi na końcu czteropalczaste, stosunkowo krótkie, lecz silne nogi krótka, gruba szyja skrzydła szczątkowe o długości 5 cm, niewidoczne między piórami (nieloty) pióra włosokształtne słaby wzrok, silnie rozwinięty słuch i węch samice o 20% większe od samców 35-65 cm długości, masa do 3,5 kgŻyjący we wczesnym miocenie (ok. 16–19 mln lat temu) gatunek Proapteryx micromeros znany jest tylko z prawej kości udowej oraz lewej kości kwadratowej odkrytych w osadach formacji Bannockburn na terytorium Nowej Zelandii. Zachowane kości wskazują, że P. micromeros był mniejszy od współczesnych kiwi; jego masę autorzy jego opisu szacują na od 234,1 do 377 gramów, czyli kilkakrotnie mniej niż wynosi masa najmniejszego współczesnego kiwi, kiwi małego. Rozmiary kości kwadratowej P. micromeros były porównywalne z rozmiarami kości kwadratowych u kiwi małych, co sugeruje, że oba gatunki miały porównywalnych rozmiarów głowy; natomiast kość udowa P. micromeros była mniejsza i cieńsza od kości udowych kiwi małego (średnica trzonu kości udowej P. micromeros wynosiła około połowy średnicy trzonu kości udowych kiwi małego), co wskazuje, że gatunek ten miał proporcjonalnie mniejsze kończyny tylne niż współczesne kiwi. Autorzy opisu P. micromeros zwracają uwagę, że w większości przypadków ptaki z gatunków zdolnych do lotu są mniejsze i mają proporcjonalnie mniejsze tylne kończyny od spokrewnionych z nimi gatunków nielotnych; zdaniem autorów sugeruje to, że Proapteryx micromeros, inaczej niż współczesne kiwi, mógł być zdolny do lotu.
Współcześnie żyjący przedstawiciele grupy żywią się zarówno bezkręgowcami jak i pokarmem roślinnym. Prowadzą nocny tryb życia. Składają jedno do dwóch jaj, które przez 75 do 80 dni wysiaduje samiec, który również opiekuje się młodymi (zachowuje się podobnie jak kura domowa, czyli wskazuje miejsca do żerowania, rozgrzebuje ściółkę itp.). Dojrzewają długo, co najmniej dwa lata.
Wbrew łagodnemu wyglądowi potrafią zaatakować intruza na swoim terytorium, nawet pazurami. Zdarza się to rzadko, bo swoją obecność oznajmiają donośnymi okrzykami. Gdy śpią, trzymają głowę przy swoim szczątkowym skrzydle. Spadek populacji wynosi około 5% rocznie. Niszczą ją ssaki przywiezione tu przez człowieka.
